Mest is een zwaarmoedig verhaal voor bij de centrale verwarming en onder de kerstboom. Met de gigantische hoeveelheid uitwerpselen van het in oorsprong zo aardse varken is ook in Oss veel stront aan de knikker. De provinciale politiek wil Europa’s grootste mestfabriek bij u rectaal gaan injecteren. Dat is kak met rozijnen, oftewel humbug: een schijnvertoning.
En mocht het toch misgaan dan moet u het voorbeeld maar volgen van uw eigen arbeiders bij Unox. Zij hebben goed laten zien dat harde actie soms ook in het poldermodel nodig is om resultaat te bereiken.
Hoe u dat kunt?
Door een georkestreerde vleesstaking. Stop in ieder geval met het kopen van bulkvlees. Dat is een zinvolle actie tegen de oorzaak van alle ellende: de industrialisatie van de intensieve veehouderij. Maar lang niet voldoende, want de varkensbaronnen verdienen hun geld met de vleesexport en worden steeds groter – niet gehinderd en zelfs gehólpen door overheidsbeleid.
Zo verkoopt grootboer Bert Rijnen uit Oirschot al enige tijd energie uit mestvergisting als groene stroom. Dat willen veel meer boeren. ‘Wij hebben een oplossing voor het klimaatprobleem ’, roept de agrarische lobby, om geld te verdienen aan mest als duurzame energie, en zo de veehouderij in leven te houden. En al met enig succes, want Greenchoice levert ook bruine energie tegenwoordig als écht groene stroom . En deze zelfbenoemde kampioen duurzame energie werkt nu zelfs aan een netwerk van biogasinstallaties dat de landelijke stroomvoorziening mede op peil moet houden als de windmolens stilstaan en de zon niet schijnt. Onder het motto: alles beter dan kolen en gas. Ik vind het groenwassen van bruine energie een vorm van volksverlakkerij .
U merkte het al even , dames en heren, je kunt taalkundig veel met de grote boodschap. Zolang je het zielloze woord mest maar vermijdt. Mestquotum, mestboekhouding, mestinjecteur, mestspecie. Je wordt er schijtziek van. Het mesthuwelijk, daar worden zelfs boerenbruid en -bruidegom niet poepgeil van. En dan praat ik geen kak.
Bladerend in het woordenboek kwam ik deze week tot een speelse omschrijving van het mestoverschot: ‘hele grote kak in een klein potje’ . Eerlijker in ieder geval dan de steriele term waarmee het boerenfront ons jarenlang stront in de ogen heeft gestrooid. Daarin onvervroren gesteund door het Haagse agrarische motorblok van CDA en VVD, in de loop der tijd voorzien van een parlementaire meerderheid door LPF, PVV, SGP en helaas vaak ook de sympathieke ChristenUnie.
Versplinterd links heeft daar weinig tegenin kunnen brengen, vooral ook door gebrek aan belangstelling voor de veeteelt. Onze nationale politieke elite komt uit de Randstad, waar de veehouderij is verdrongen door beton en asfalt en de melk uit de fabriek komt. Ik ben benieuwd hoe de agrarisch onbevlekte minister van landbouw Carola Schouten van de ChristenUnie , het megavarkentje gaat wassen.
Lukt haar dit niet, dan zakt Nederland met de intensieve veehouderij steeds verder in de drek.
Ver weg zijn de tijden van de kringlooplandbouw, waarmee de Chinezen kans zagen om maar liefst 40 eeuwen achtereen honderden miljoenen mensen te voeden. Massa’s kleine boeren wisten van generatie op generatie hun akkers vruchtbaar te houden via wisselteelt en groenbemesting, maar vooral ook met menselijke pies en poep. Vee en dierenstront waren schaars.
Onze uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden destijds ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.
Begin 1900 zag de Amerikaanse professor bodemkunde Franklin King dit hoogontwikkelde systeem, dat toen al op zijn eind liep, tijdens een reis die hij door Oost-Azië maakte. Het prachtige boek dat deze King vervolgens schreef over 4000 jaar kringlooplandbouw, verdween in de vergetelheid. Maar kreeg gelukkig in 2010 een tweede leven.
Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte Sietz Leeflang van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Voormalig wetenschapsjournalist Leeflang werd nationaal bekend als ecologisch pionier en uitvinder in Boxtel. Eerst met De Kleine Aarde en later met De Twaalf Ambachten. Ik noem zijn naam hier met eerbied, terwijl hij de dood diep in de ogen kijkt. Gelukkig zal Brabant hem niet vergeten.
Sietz Leeflang hoopt nog steeds op een revival van de kringlooplandbouw. Zijn water- en reukloze toilet zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Het binnenwerk van dit zogeheten Nonolet is een emmer met een geperforeerde plastic zak waarin de stront na elke boodschap met papier wordt afgedekt. Als de poepzak na een maandje vol is gaat hij met het groenafval mee.
Deze bonkige uitvinding van Leeflang uit 2001 is een uitkomst voor boot of tuinhuisje, maar helaas nog niet doorontwikkeld voor een meer geciviliseerde omgeving. Dat is een mooi klusje voor onze Dutch-design specialisten in Eindhoven.
U zult zeggen, wat lul je nou over een onsmakelijke utopie, terwijl wij in Oss straks een half miljoen ton varkensstront over ons heen krijgen. Dat is waar. Maar het is toch vreemd dat wij allen hardnekkig veel water, energie en geld blijven verspillen aan het industrieel dumpen van onze eigen uitwerpselen. Terwijl wij ons tegelijkertijd met hand en tand verzetten tegen industriële bewerking van dierlijke mest die wél wordt hergebruikt.
Zo bezien is de boer duurzamer bezig dan de burger.
Juist daarom is het van groot belang om ons duchtig te bezinnen op het ongebreidelde consumentisme waarmee de aarde wordt opgebruikt. Want de tijd is toch wel voorbij dat wij alsmaar hoger kunnen blijven kakken dan ons eigen gat.
(Uitgesproken in politiek café Zout op 10-12-2017)
Geef een reactie