De almachtige bureaucratie in dit land is uitermate bedreven in het opstellen van regels en nóg vindingrijker in het bedenken van uitzonderingen daarop.

Dat bleek mij weer eens tijdens een speurtocht door de jungle van normen en voorschriften die de mens in onze dichtbevolkte natie zouden moeten beschermen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

We hebben het hier over Bevi en Revi. Speelse namen voor de wondere wereld van kansbenadering en risicocontouren.

De uitgangspunten zijn helder.

Er zijn kwetsbare objecten waar frequent veel (kwetsbare) mensen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen. Daar is bij ongevallen grote kans op slachtoffers en daar moeten gevaarlijke bedrijven uit voorzorg uit de buurt blijven.

Dan zijn er de beperkt kwetsbare objecten waar minder mensen minder vaak verblijven: van sporthallen en speeltuinen tot verspreide woningen. Dit is het speelveld van de uitzonderingen, waar het bevoegd gezag zoals dat heet ‘eigen afwegingen’ moet maken bij aanvragen voor milieuvergunningen.

Zelden komen er in Nederland nog nieuwe gevaarlijke bedrijven bij. Niemand wil ze in de buurt hebben. De enorme mestfabriek die in Oss op stapel staat, stuit behalve op hevige lokale tegenstand inmiddels ook op de stikstofcrisis.

De bulk van Bevi en Revi zijn bestaande bedrijven die met giftige en brandbare stoffen werken en willen uitbreiden. Zoals de megaslachterij in Boxtel waar Vion de productie heeft verdubbeld. Meer vlees moet daardoor worden gekoeld met meer vloeibaar ammoniak en dat vormt een groter risico voor de buren aan de overkant. Dat zijn mensen die binnen de directe gevarenzone van de slachterij werken en wonen. De uitbreiding van Vion kan dan alleen doorgaan als de gemeente dat volgens Bevi en Revi ‘voldoende motiveert’.

Hoe gaat zoiets? De brandweer beoordeelt de situatie. Enkele citaten van de bevindingen: in het bedrijfsverzamelgebouw bevindt zich een relatief klein aantal mensen dat beschikt over een grote zelfredzaamheid, het gebouw is voldoende luchtdicht en heeft voldoende vluchtwegen; ook het restaurant heeft een vluchtmogelijkheid; de woning biedt in voldoende mate bescherming, de bewoners zijn voldoende zelfredzaam en hebben een vluchtmogelijkheid via de tuin.

Kortom: de vergunning kan worden verleend. Vion is nog verplicht om de buren aan de overkant te informeren hoe zij worden gealarmeerd en hoe zij moeten handelen bij een ammoniaklekkage.

En dat is het dan. Controle en handhaving van de regels kunnen de veiligheid nog wat bevorderen. Maar dit is een ander hoofdstuk dat in het algemeen niet vrolijk stemt.

Wat betekent dit nu als zich bij Vion een ramp voltrekt? Weinig, durf ik te voorspellen. Je mag vooral hopen dat er dan weinig mensen in de buurt zijn, ook binnen de slachterij zelf. Dat er op dat moment geen volle passagierstrein of een goederentrein met gevaarlijke stoffen voorbij rijdt. Want de slachterij staat langs een van ’s lands drukste spoorlijnen. Hopelijk functioneert de alarmering en is de brandweer er op tijd bij. Dan blijft de schade misschien beperkt.

Dit voorbeeld illustreert dat Bevi en Levi in praktijk vooral een vehikel zijn om gevaarlijke bedrijven op basis van bureaucratische schijnveiligheid te kunnen laten doorgroeien. De regel dat dit uit voorzorg niet mag, wordt uitgehold door hiervan veelvuldig af te wijken. De uitzondering wordt daarmee regel en dat is niet goed.