De regelzucht die de gezondheidszorg en het onderwijs terroriseert, blijkt ook in de natuurbescherming meedogenloos te hebben toegeslagen.

‘Elk jaar komen er tientallen regels bij. Je kunt geen poot meer verzetten. Boeren en natuurbeschermers worden steeds meer aan banden gelegd. Het gaat niet meer om het doel maar om het goed naleven van de regels. Omdat we van subsidies afhankelijk zijn, moet je er wel in meegaan.’

Dit verzucht de bekende bioloog Henk Moller Pillot in het wintermagazine van Brabants Landschap.

De 83-jarige Tilburger is een legendarische figuur in de Brabantse natuurbeschermingswereld en wordt ook ver daarbuiten gerespecteerd als groot deskundige van de waternatuur.

Veertig jaar lang deed Moller Pillot zes keer per maand zijn ronde door het Tilburgse Leijpark en telde de vogels die hij daar tegenkwam. Hij verwerkte en analyseerde het verzamelde materiaal en beschreef zijn ervaringen in het lezenswaardige boek ‘De vogels van het Leijpark’ dat in 2015 verscheen.

Zijn inzet voor de stadsnatuur werd twee maanden geleden beloond met de Tilburg Trofee, tijdens de herdenking van 80 jaar Leijpark. Dit eerbetoon weerhoudt de laureaat echter niet van kritiek op de gemeentelijke regelzucht. ‘Tilburg heeft twee ecologen in dienst, vanwie er één alleen maar kijkt hoe de regels zijn. Wat moet je als gemeente doen om niet tegen de regels in te handelen? Dat is heel demotiverend voor natuurbeschermers’, spuit hij in het magazine zijn ergernis tegenover interviewer Thijs Caspers.

Het artikel handelt vooral over de ervaringen van Moller Pillot als lid van het eerste uur van een deskundigencommissie die Brabants Landschap sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw adviseert over het beheer van natuurgebieden.

Dat waren tijden waarin de bemoeienis van de overheid met deze tak van sport nog in openbaarheid viel te volgen. De natuurgronden die Brabants Landschap met overheidsgeld wilde kopen moesten tot in de jaren negentig door Provinciale Staten worden goedgekeurd. Ambtenaren verschenen ter vergadering om uitleg te geven.

Een en ander ontaarde soms in verhitte politieke discussies over de noodzaak van dergelijke aankopen die bij het toen nog machtige CDA en de VVD lang niet altijd goed vielen.

Onder bestuurlijke druk, gaven de Staten later hun beslissingsbevoegdheid over natuuraankopen uit handen aan Gedeputeerde Staten (GS), het dagelijks bestuur van de provincie. GS-besluiten hierover werden nog wel openbaar gemaakt, maar de politieke controle op natuuraankopen verwaterde.

Inmiddels laat de provincie de financiering en uitgifte van gronden voor natuurontwikkeling volledig over aan het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Deze verzelfstandigde overheidsdienst heeft hiervoor nog een half miljard euro in kas en beschikt over een eigen bureaucratie om dat geld te spenderen en dus ook om te controleren of de verstrekte pecunia wel volgens de regels worden besteed.

Die regels liggen vast in het Natuurbeheerplan voor Brabant waarmee het provinciebestuur de natuurdoelen per kavel of gebied bepaalt. Zoals daar zijn: vochtig hooiland, kruiden- en faunarijk grasland, droge heide en vochtige heide. De provincie en het Groen Ontwikkelfonds tonen op hun sites een topografische kaart van het Brabantse natuurnetwerk waarop dit alles tot op detailniveau is te zien.

Natuurorganisaties als Brabants Landschap moeten de voorgeschreven natuurdoelen vastleggen in voorgeschreven beheerplannen, die van overheidswege worden gecontroleerd en beoordeeld. Elke grondaankoop die zij vervolgens willen doen wordt door een geheimzinnige commissie van deskundigen van het Groenfonds tot in detail beoordeeld.

Hier ontwikkelt zich – binnenskamers en oncontroleerbaar – de regelzucht waar Henk Moller Pillot zijn buik vol van heeft. En hij is bepaald niet de enige in de natuurbeschermingswereld.

Nieuwste bureaucratische topattractie is de zogeheten impactmeting. Uiteraard is hiervoor weer een commissie in het leven geroepen. Die bekijkt of de natuurorganisatie voldoende betekenis aan het beheer weet te geven. Voor de natuur en voor het publiek. Daar worden rapportcijfers voor gegeven. Bij te veel onvoldoendes, zwaait er ongetwijfeld wat.

Ergens in overheidsland wordt al deze regelzucht opgetuigd. Waar en door wie, valt met zeer grote moeite misschien nog te achterhalen. Maar op voorhand is al vast stellen dat dit bedenksels zijn van ongrijpbare bureaucraten die ver af staan van de werkelijkheid.

En de Brabantse natuur? Die heeft ondertussen vooral last van verdroging. Nóg een droge zomer en vooral op de hogere zandgronden gaan zware klappen vallen. Daar staat het grondwater nog steeds verontrustend laag, ook al omdat er permanent te veel water wordt onttrokken. De winterregens van nu vullen dat tekort niet aan.

Eén ding is zeker: de ecobureaucratie gaat dit probleem niet oplossen.