Auteur: Ron Lodewijks

De uitzondering als regel betekent schijnveiligheid

De almachtige bureaucratie in dit land is uitermate bedreven in het opstellen van regels en nóg vindingrijker in het bedenken van uitzonderingen daarop.

Dat bleek mij weer eens tijdens een speurtocht door de jungle van normen en voorschriften die de mens in onze dichtbevolkte natie zouden moeten beschermen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

We hebben het hier over Bevi en Revi. Speelse namen voor de wondere wereld van kansbenadering en risicocontouren.

De uitgangspunten zijn helder.

Er zijn kwetsbare objecten waar frequent veel (kwetsbare) mensen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen. Daar is bij ongevallen grote kans op slachtoffers en daar moeten gevaarlijke bedrijven uit voorzorg uit de buurt blijven.

Dan zijn er de beperkt kwetsbare objecten waar minder mensen minder vaak verblijven: van sporthallen en speeltuinen tot verspreide woningen. Dit is het speelveld van de uitzonderingen, waar het bevoegd gezag zoals dat heet ‘eigen afwegingen’ moet maken bij aanvragen voor milieuvergunningen.

Zelden komen er in Nederland nog nieuwe gevaarlijke bedrijven bij. Niemand wil ze in de buurt hebben. De enorme mestfabriek die in Oss op stapel staat, stuit behalve op hevige lokale tegenstand inmiddels ook op de stikstofcrisis.

De bulk van Bevi en Revi zijn bestaande bedrijven die met giftige en brandbare stoffen werken en willen uitbreiden. Zoals de megaslachterij in Boxtel waar Vion de productie heeft verdubbeld. Meer vlees moet daardoor worden gekoeld met meer vloeibaar ammoniak en dat vormt een groter risico voor de buren aan de overkant. Dat zijn mensen die binnen de directe gevarenzone van de slachterij werken en wonen. De uitbreiding van Vion kan dan alleen doorgaan als de gemeente dat volgens Bevi en Revi ‘voldoende motiveert’.

Hoe gaat zoiets? De brandweer beoordeelt de situatie. Enkele citaten van de bevindingen: in het bedrijfsverzamelgebouw bevindt zich een relatief klein aantal mensen dat beschikt over een grote zelfredzaamheid, het gebouw is voldoende luchtdicht en heeft voldoende vluchtwegen; ook het restaurant heeft een vluchtmogelijkheid; de woning biedt in voldoende mate bescherming, de bewoners zijn voldoende zelfredzaam en hebben een vluchtmogelijkheid via de tuin.

Kortom: de vergunning kan worden verleend. Vion is nog verplicht om de buren aan de overkant te informeren hoe zij worden gealarmeerd en hoe zij moeten handelen bij een ammoniaklekkage.

En dat is het dan. Controle en handhaving van de regels kunnen de veiligheid nog wat bevorderen. Maar dit is een ander hoofdstuk dat in het algemeen niet vrolijk stemt.

Wat betekent dit nu als zich bij Vion een ramp voltrekt? Weinig, durf ik te voorspellen. Je mag vooral hopen dat er dan weinig mensen in de buurt zijn, ook binnen de slachterij zelf. Dat er op dat moment geen volle passagierstrein of een goederentrein met gevaarlijke stoffen voorbij rijdt. Want de slachterij staat langs een van ’s lands drukste spoorlijnen. Hopelijk functioneert de alarmering en is de brandweer er op tijd bij. Dan blijft de schade misschien beperkt.

Dit voorbeeld illustreert dat Bevi en Levi in praktijk vooral een vehikel zijn om gevaarlijke bedrijven op basis van bureaucratische schijnveiligheid te kunnen laten doorgroeien. De regel dat dit uit voorzorg niet mag, wordt uitgehold door hiervan veelvuldig af te wijken. De uitzondering wordt daarmee regel en dat is niet goed.

Hoe superonderzoek naar Alzheimermedicijn flopte

DEN BOSCH – Het klinkt in de lente van 2019 allemaal zeer overtuigend. Klinisch geriater Paul Dautzenberg voorspelt op 6 april in het Brabants Dagblad dat Alzheimer, de alom gevreesde hersenziekte, over 20 jaar met medicijnen te genezen zal zijn. ,,Wij zitten er zó dichtbij”, schetst hij het lonkend perspectief in de strijd tegen dementie.

Het interview met de voorman van het kersverse Brain Research Centrum (BRC) in Den Bosch, geopend door Brabants commissaris van de koning Wim van de Donk, past naadloos in een landelijke campagne om gezonde ouderen te werven voor een grootscheepse test van medicijnen die afbraak van de hersenen zouden kunnen voorkomen.

Het optimisme van Dautzenberg en zijn collega’s van het hoofdcentrum in Amsterdam werkt aanstekelijk, want liefst 1300 potentiële proefpersonen melden zich aan. Onder hen de schrijver dezes, die binnen zijn familie het nodige dementieleed heeft meegemaakt. Het gevoel van plichtsbesef ontwaakte dat je als individu een wezenlijke bijdrage kunt leveren aan de doorbraak naar een geneesmiddel waar onze kinderen straks voluit van zouden kunnen profiteren in hun strijd tegen het verval.

Slechts vijf dagen na het interview met Dautzenberg meldt The New England Journal of Medicine, toonaangevend tijdschrift in de wereld van de geneeskunde, dat het internationale onderzoek naar het beoogde wondermiddel waar het BRC aan deelneemt, op dood spoor zit. Een specifiek medicijn dat de veronderstelde oorzaak van Alzheimer moet aanpakken, blijkt het geheugen juist sterker aan te tasten.

Voormalig verpleeghuisarts Bert Keizer wijst op deze Amerikaanse publicatie in zijn column van 26 april in dagblad Trouw. ,,Helaas kan ik hernieuwd bevestigen dat er niets, maar dan ook helemaal niets helpt tegen alzheimer en dat er zelfs niets gloort aan de horizon”, weerspreekt hij het optimisme van de Bossche geriater.

Als specialist ouderengeneeskunde is Keizer hier beter bij de les dan de breinbazen van het Brain Research Centrum, die dan nog volop de grote trom beroeren. ‘Schrijf geschiedenis! Doe mee aan dit grootschalig onderzoek naar Alzheimer. Meldt u aan’, jubelt hun website. Drie maanden lang gaan de voorbereidingen door alsof er niets aan de hand is en worden verwachtingen gewekt die berusten op drijfzand. De Zwitserse farmaceut Novartis, opdrachtgever en financier van het onderzoek, maakt pas op 11 juli bekend dat het de stekker trekt uit het zogeheten Generationprogramma.


Dertienhonderd gezonde mensen hebben zich dus voor niets opgeworpen als proefkonijn voor wat slechts één medicijn bleek te zijn, het beoogde wondermiddel CPN520. Dautzenberg maakte in het interview van 6 april bepaald niet duidelijk dat hier louter op één paard werd gewed.

Navraag leert dat er geen andere middelen in opkomst zijn die Alzheimer kunnen voorkomen. Het BRC test thans louter medicijnen die dementie mogelijk kunnen afremmen. Daarvoor worden ouderen met beginnende Alzheimer via advertenties benaderd. Ook dat gebeurt in opdracht en op kosten van de farmaceutische industrie.

Het centrum blijft ondertussen optimisme uitstralen, ondanks de vernederende ervaring met Novartis. ,,Ik kreeg ’s avonds een appje. Kon het niet geloven. Dit was zo’n vooruitstrevend onderzoek waar we echt onze nek voor uit hebben moeten steken. We behandelden tenslotte gezonde mensen. Ik was er ziek van”, tekent Brabants Dagblad 27 juli 2019 op uit de mond van neuroloog Niels Prins.

De directeur van het BRC Amsterdam legt uit dat de farmaceutische kaarten nu worden gezet op een cocktail aan medicijnen die de ziekte moeten afremmen. Hij zegt te geloven dat het binnen tien jaar zover is.

Dautzenberg meldde in april nog precies te weten welk eiwit voor alzheimer zorgt. ,,Als je dat bij je draagt, krijg je het op den duur ook. Net als bij kanker, je draagt het bij je tot het uitzaait”. Deze waarheid is overigens bepaald niet eenvoudig vast te stellen, zo leert een toelichting achteraf van het onderzoekscentrum.

De deelnemers aan het generationonderzoek moesten zes tot zeven teststadia doorlopen om zich als proefkonijn te kwalificeren. Wie die grondige voorbereiding doorstaat en daarmee alzheimergedoemd is, mag de eiwitoplosser CPN520 langdurig (vijf tot acht jaar) op zichzelf gaan uitproberen. Maar zover kwam het niet.

Prins spreekt later over ‘andere eiwitten en een ontsteking in het brein’, als de boosdoeners waarop het vizier wordt gericht. ,,Stoppen met onderzoek is geen optie.” Zolang de farmaceutische industrie tenminste de kosten hiervan blijft betalen. Anders is het ook einde oefening met het Brain Research Centrum. Dat is niet op aarde voor de doorsnee patiënt. Die is aangewezen op de beperkingen van de ziektekostenverzekering die hooguit tests voor oppervlakkige diagnoses vergoed, plus vier medicijnen die fragmentarisch helpen tegen Alzheimer.

Het optimisme van Dautzenberg en Prins ontbeert tastbare wapenfeiten. In het Alzheimeronderzoek rijgen tot dusver vooral decepties zich aaneen. Half maart 2019 staakte de Amerikaanse farmaceut Biogen een gevorderd onderzoek naar aducanumab, een zelfde type geneesmiddel als CPN520. Dat had de opeenhoping van eiwit in het brein moeten bestrijden maar bleek geen effect te sorteren. Ook ditmaal werd geen geschiedenis geschreven.

Prins ventileerde ook toen grote teleurstelling, richting de patiënten die aan het onderzoek meededen en de patiënten van morgen die gehoopt hadden op een medicijn. ,,Weer een bewijs dat bemoedigende resultaten in het begin geen garantie geven op een positief vervolg. Ontwikkeling van geneesmiddelen voor de ziekte van Alzheimer is een taaie, langdurige en moeilijke kwestie”, luidt de beproefde disclaimer.

Mocht het wondermiddel er niettemin komen, dan is het nog maar de vraag of dat betaalbaar en daarmee bereikbaar zal zijn voor de steeds grotere groep ouderen die aan dementie gaat lijden: naar schatting een half miljoen Nederlanders in 2040. De fortuinlijke fabrikant die deze race tegen klok wint, wil zijn investeringen natuurlijk dubbel en dwars terugverdienen.

Dat gaat in de gezondheidszorg om grote bedragen. Zo moet een Nederlandse vinding tegen reuma 10.000 euro per patiënt per jaar opbrengen. Producent Galapagos genereert hiermee naar schatting een jaarlijkse omzet van vier miljard euro, zo meldt NRC Handelsblad eind maart. Euforie alom op de beurs waar het biotechbedrijf met alleen een gelikte promotie zijn waarde inmiddels tot dik acht miljard euro heeft weten op te krikken. Speculanten vullen hun zakken al, terwijl het bewuste medicijn nog altijd niet verkrijgbaar is.

Bij Biogen daarentegen kelderden de aandelen als reactie op het gestaakte onderzoek naar aducanumab. Eind oktober kondigde de farmaceut aan het middel toch op de markt te willen brengen, te beginnen in de Verenigde Staten. Bij nadere analyse van meer patiënten bleek het wél effect te sorteren.

In Nederland was dit meteen groot nieuws. De voormannen van het Alzheimercentrum Amsterdam, Philip Scheltens en Niels Prins, etaleerden in de talkshow van Jeroen Pauw vooral hun vreugde. Maar de Nijmeegse alzheimerspecialist Marcel Olde Rikkert betwijfelde in NRC Handelsblad nadrukkelijk of ‘dit het langverwachte middel is’. De ommezwaai van Biogen noemde hij ‘raadselachtig en nog nooit vertoond’. Hij vermoedt dat bedrijfseconomische belangen hier voorop staan. En inderdaad: de aandelen van Biogen zijn weer omhoog geschoten.

Onder druk van het grote geld dreigt de publieke gezondheidszorg voor steeds meer mensen onbetaalbaar te worden. Opname van allerlei kostbare middelen in het basispakket lijkt nog alleen mogelijk als premies en/of eigen risico verder omhoog gaan.

Vooraanstaande artsen als Dautzenberg en Prins en de ziekenhuizen (Jeroen Bosch en UMC) waaraan zij zijn verbonden, helpen daar een handje aan mee door zich te verhuren aan fabrikanten voor het testen van medicijnen. Zoals medische wetenschapscentra, gefinancierd met gemeenschapsgeld, ook knappe koppen inschakelen bij het daadwerkelijk uitvinden van geneesmiddelen waarmee de farmaceutische industrie vervolgens ongebreideld kan cashen.

Elke regulering voor dit samenspel lijkt te ontbreken. Regering en parlement komen in actie bij incidentele uitspattingen, maar houden het mechanisme van de vrije marktwerking in de gezondheidszorg in stand.

Neuroloog Prins ziet het juist als een plus dat geen belastinggeld verdwijnt in de bodemloze put die het Alzheimeronderzoek volgens critici is. Zulke kritiek doet hij in het Brabants Dagblad af als ‘facebookgeneuzel’. Want de fabrikanten betalen immers nagenoeg alles. Juist dát geeft te denken, kijkend naar de opkomst en ondergang van het generationonderzoek.

De geschetste afloop maakt het onwaarschijnlijk dat het Brain Research Centrum binnenkort nog eens 700 gezonde ouderen als langdurig proefkonijn nodig heeft. Mocht dat er alsnog van komen, dan stemt een nieuw avontuur met de medicijnindustrie vooraf tot diep nadenken.

De ultieme pionier

Twee weken voor zijn dood, heb ik Sietz Leeflang op 7 december 2017 nog in levende lijve gezien en gesproken. Hij lag in bed in de woonkamer, thuis in Breskens. Zijn krachten namen af. Sietz maakte zich geen illusies meer: spoedig zou het gedaan zijn.

Maar dat was geenszins de atmosfeer van het imposante gesprek dat volgde. Want met de weerbarstige wereld van de zinloze verspilling en fnuikende schaalvergroting was Sietz bepaald niet klaar. Daar had hij nog een stevige appel mee te schillen. Glashelder formulerend en haarscherp analyserend met een overdonderende reeks feiten uit zijn ijzersterke geheugen, nam hij de vele ongerechtigheden op deze aardbol uitgebreid en onvermoeibaar op de korrel.

Met zijn gehoor vastgepind op de stoelen aan het voeteneinde. Met één kat bovenop zijn kussen en de ander al even onverstoorbaar naast zich op bed. Een tafereel om nooit te vergeten.

Optimistisch waren zijn waarnemingen bepaald niet, maar zwartgallig evenmin. Want er blijft hoop. Eens komt de verandering ten goede. De wal zal het schip keren. Dit kan zo niet doorgaan. Hier sprak voor het laatst de milieupionier die gewend is tegen de stroom in te roeien, tegen de gevestigde krachten op te boksen, vanuit het ijzersterke geloof in de kracht van zijn gelijk.

Sietz stelde zijn leven en dat van zijn gezin in dienst van het ultieme pioniersbestaan waarin hij moedig en moeizaam een straatlengte voor de troepen uit liep. En zeker ook met succes. Hij reed al rond in een elektrische auto toen Elon Musk nog op school zat. Wie kent in Breskens en omgeving niet de met joekels van batterijen volgestouwde overjarige Peugeot 205 waarin Sietz ook als 80-plusser nog rondtufte, geruisloos en broeikasgasvrij? Wél met de vouwfiets achterin. Voor als de stroom op was.

Musk is een handige zakenman die nu met veel bombarie de wereld denkt te veroveren met de Tesla. Een dure elektrische auto met batterijen die weliswaar sterk zijn verbeterd, maar in hun vermogen worden begrensd door de harde natuurkundige wetten. Sietz legde dat twee weken geleden nog eens haarfijn uit. Batterijen zijn daarom niet in staat de overmaat aan energie op te slaan die windmolens en zonnepanelen produceren als het waait en de zon schijnt. Daar zijn andere technieken voor nodig.

De batterijrevolutie die Musk de wereld voorspiegelt is een luchtkasteel. Dergelijke bedriegerij past volgens Sietz in het lachwekkende rijtje van zogenaamde uitvindingen waar sloten subsidiegeld naar toe blijven gaan zonder resultaat te boeken.

Handige jongens met een neus voor geld verdienen. Dat is niet de wereld van Sietz Leeflang. “Ik verwijt mijzelf dat ik niet zakelijk genoeg ben geweest en niet wat commerciëler gedacht heb”, zei hij in een interview dat ik voorjaar 2013 met hem had, met het oog op zijn 80ste verjaardag. ,,In mijn naïviteit – sprak hij – heb ik mij met het helofytenfilter en de infraroodstraler de kaas van het brood laten eten door De Efteling en de Gasunie, die ik te goeder trouw had benaderd om zaken met ze te doen.” Het Brabantse attractiepark maakt nog steeds goede sier met het waterzuiverende plantenfilter en de gasindustrie gebruikt de keramische infraroodstraler in verwarmingsketels die daarmee een stuk zuiniger zijn. Vrijwel alle Nederlandse huizen worden nog steeds met deze hoogrendementsketels verwarmd.

Sietz verweet de twee bedrijven met zijn vindingen aan de haal te zijn gegaan, hem met lege handen achterlatend. Dat was des te schrijnender aangezien hij het geld niet had om certificaten voor zijn twee topvindingen te kunnen krijgen. Daardoor kon hij ze zelf niet gaan produceren. ,,Hadden wij een fractie van de maatschappelijke winst van onze vindingen kunnen incasseren, dan was De Twaalf Ambachten nooit in financiële problemen gekomen”, constateerde hij ietwat bitter.

Dat Sietz met zijn missie vaak een roepende in de woestijn was, beschouwde hij als een gegeven. ,,Milieuvraagstukken waren al niet populair toen ik nog als wetenschapsredacteur voor het Handelsblad schreef”, stelde hij vast in het kranteninterview van 2013.

Twee weken geleden spraken we ook nog over de stand van de journalistiek. Op het tafeltje naast zijn bed lag de Provinciaal Zeeuwse Courant. Die las hij hij nog steeds, al ergerde hij zich aan de oppervlakkige gezelligheid die degelijke journalistiek uit de regio steeds verder verdringt.

In 2008 nodigde ik Sietz uit voor een discussiemiddag in Den Bosch over de teloorgang van de regionale journalistiek. Hij kwam ervoor uit Breskens om solidariteit te tonen met de strijd die de Brabantse krantenredacties daartegen toen voerden. Het heeft helaas niet veel geholpen. Nota bene op 7 december werden nieuwe inkrimpingen aangekondigd op de redacties van alle regionale kranten in Zuid- en Oost-Nederland. Wat blijft er op deze manier over van het mooie vak dat Sietz bleef koesteren en zelf nog vaardig bedreef in nieuwsbrieven boordevol wetenswaardigheden?

Voor diepgang is er gelukkig nog De Groene Amsterdammer. Dat Sietz op 14 december pas na lezing van de laatste uitgave van zijn lijfblad het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, is tekenend voor zijn wilskracht en gedrevenheid.

Anderhalve week geleden heb in een gesproken column nog gememoreerd hoe Sietz in 2010 het boek ‘Vierduizend jaar kringlooplandbouw’ van de Amerikaanse professor Franklin King na 100 jaar een tweede leven gaf.

Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte hij van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Onze eigen uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden in China, Japan en Korea tientallen eeuwen lang ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. Deze kringlooplandbouw voorzag honderden miljoenen mensen van goed voedsel. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.

Sietz hoopte nog steeds op een revival van de reeds lang weggevaagde kringlooplandbouw. Zijn waterloze composttoilet, beter bekend als het Nonolet, zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Mits het verder wordt doorontwikkeld voor de consumentenmarkt. Maar komt dat er nog van, nu ook de grote roerganger er niet meer bij is?

Met de onafwendbare dood in het vizier maakte Sietz zich grote zorgen over behoud van zijn nalatenschap. Gelukkig wil het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) in Den Bosch het Twaalf Ambachten-archief in zijn collectie opnemen. Daarmee blijft het levenswerk van Sietz tot in lengte van jaren bewaard én toegankelijk. Na het materiaal hier in Breskens te hebben bezien, kon archivaris Ton van Nooijen hem met dit verheugende nieuws geruststellen. Daarmee werd die mooie ontmoeting op 7 december ook van historische betekenis.

Op grond van allerhande documenten valt straks ook voor volgende generaties nog te doorgronden waarom Sietz Leeflang als een bevoorrecht mens van ons is heengegaan.

(uitgesproken tijdens de uitvaartdienst van Sietz Leeflang op 20 december 2017 in Breskens)

Kak met rozijnen

Mest is een zwaarmoedig verhaal voor bij de centrale verwarming en onder de kerstboom. Met de gigantische hoeveelheid uitwerpselen van het in oorsprong zo aardse varken is ook in Oss veel stront aan de knikker. De provinciale politiek wil Europa’s grootste mestfabriek bij u rectaal gaan injecteren. Dat is kak met rozijnen, oftewel humbug: een schijnvertoning.

En mocht het toch misgaan dan moet u het voorbeeld maar volgen van uw eigen arbeiders bij Unox. Zij hebben goed laten zien dat harde actie soms ook in het poldermodel nodig is om resultaat te bereiken.

Hoe u dat kunt?

Door een georkestreerde vleesstaking. Stop in ieder geval met het kopen van bulkvlees. Dat is een zinvolle actie tegen de oorzaak van alle ellende: de industrialisatie van de intensieve veehouderij. Maar lang niet voldoende, want de varkensbaronnen verdienen hun geld met de vleesexport en worden steeds groter – niet gehinderd en zelfs gehólpen door overheidsbeleid.

Zo verkoopt grootboer Bert Rijnen uit Oirschot al enige tijd energie uit mestvergisting als groene stroom. Dat willen veel meer boeren. ‘Wij hebben een oplossing voor het klimaatprobleem ’, roept de agrarische lobby, om geld te verdienen aan mest als duurzame energie, en zo de veehouderij in leven te houden. En al met enig succes, want Greenchoice levert ook bruine energie tegenwoordig als écht groene stroom . En deze zelfbenoemde kampioen duurzame energie werkt nu zelfs aan een netwerk van biogasinstallaties dat de landelijke stroomvoorziening mede op peil moet houden als de windmolens stilstaan en de zon niet schijnt. Onder het motto: alles beter dan kolen en gas. Ik vind het groenwassen van bruine energie een vorm van volksverlakkerij .

U merkte het al even , dames en heren, je kunt taalkundig veel met de grote boodschap. Zolang je het zielloze woord mest maar vermijdt. Mestquotum, mestboekhouding, mestinjecteur, mestspecie. Je wordt er schijtziek van. Het mesthuwelijk, daar worden zelfs boerenbruid en -bruidegom niet poepgeil van. En dan praat ik geen kak.

Bladerend in het woordenboek kwam ik deze week tot een speelse omschrijving van het mestoverschot: ‘hele grote kak in een klein potje’ . Eerlijker in ieder geval dan de steriele term waarmee het boerenfront ons jarenlang stront in de ogen heeft gestrooid. Daarin onvervroren gesteund door het Haagse agrarische motorblok van CDA en VVD, in de loop der tijd voorzien van een parlementaire meerderheid door LPF, PVV, SGP en helaas vaak ook de sympathieke ChristenUnie.

Versplinterd links heeft daar weinig tegenin kunnen brengen, vooral ook door gebrek aan belangstelling voor de veeteelt. Onze nationale politieke elite komt uit de Randstad, waar de veehouderij is verdrongen door beton en asfalt en de melk uit de fabriek komt. Ik ben benieuwd hoe de agrarisch onbevlekte minister van landbouw Carola Schouten van de ChristenUnie , het megavarkentje gaat wassen.

Lukt haar dit niet, dan zakt Nederland met de intensieve veehouderij steeds verder in de drek.

Ver weg zijn de tijden van de kringlooplandbouw, waarmee de Chinezen kans zagen om maar liefst 40 eeuwen achtereen honderden miljoenen mensen te voeden. Massa’s kleine boeren wisten van generatie op generatie hun akkers vruchtbaar te houden via wisselteelt en groenbemesting, maar vooral ook met menselijke pies en poep. Vee en dierenstront waren schaars.

Onze uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden destijds ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.

Begin 1900 zag de Amerikaanse professor bodemkunde Franklin King dit hoogontwikkelde systeem, dat toen al op zijn eind liep, tijdens een reis die hij door Oost-Azië maakte. Het prachtige boek dat deze King vervolgens schreef over 4000 jaar kringlooplandbouw, verdween in de vergetelheid. Maar kreeg gelukkig in 2010 een tweede leven.

Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte Sietz Leeflang van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Voormalig wetenschapsjournalist Leeflang werd nationaal bekend als ecologisch pionier en uitvinder in Boxtel. Eerst met De Kleine Aarde en later met De Twaalf Ambachten. Ik noem zijn naam hier met eerbied, terwijl hij de dood diep in de ogen kijkt. Gelukkig zal Brabant hem niet vergeten.

Sietz Leeflang hoopt nog steeds op een revival van de kringlooplandbouw. Zijn water- en reukloze toilet zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Het binnenwerk van dit zogeheten Nonolet is een emmer met een geperforeerde plastic zak waarin de stront na elke boodschap met papier wordt afgedekt. Als de poepzak na een maandje vol is gaat hij met het groenafval mee.

Deze bonkige uitvinding van Leeflang uit 2001 is een uitkomst voor boot of tuinhuisje, maar helaas nog niet doorontwikkeld voor een meer geciviliseerde omgeving. Dat is een mooi klusje voor onze Dutch-design specialisten in Eindhoven.

U zult zeggen, wat lul je nou over een onsmakelijke utopie, terwijl wij in Oss straks een half miljoen ton varkensstront over ons heen krijgen. Dat is waar. Maar het is toch vreemd dat wij allen hardnekkig veel water, energie en geld blijven verspillen aan het industrieel dumpen van onze eigen uitwerpselen. Terwijl wij ons tegelijkertijd met hand en tand verzetten tegen industriële bewerking van dierlijke mest die wél wordt hergebruikt.

Zo bezien is de boer duurzamer bezig dan de burger.

Juist daarom is het van groot belang om ons duchtig te bezinnen op het ongebreidelde consumentisme waarmee de aarde wordt opgebruikt. Want de tijd is toch wel voorbij dat wij alsmaar hoger kunnen blijven kakken dan ons eigen gat.

(Uitgesproken in politiek café Zout op 10-12-2017)

Een vlammend bestuurder

Mijn eerste herinneringen aan Hans Huijbers gaan terug naar de roerige tijden van het roemruchtige streekplan 1992, waar ik als provincieredacteur van Brabants Dagblad verslag van deed.

De Brabantse boeren komen massaal in opstand tegen de overheidsbescherming van natuur en landschap die hen de kop zou gaan kosten. Dit is in praktijk overigens reuze meegevallen. De echte klappen voor de veehouderij kwamen pas later.

De flamboyante melkveehouder uit Wintelre dirigeert een nimmer vertoonde armada aan tractoren naar het provinciehuis in Den Bosch.Wat volgt is een langdurige loopbaan als agrarisch bestuurder die hem de hoofdprijs in deze tak van sport brengt: voorzitter van de Brabantse boerenbond, niet meer zo machtig maar nog immer invloedrijk.

In deze prachtige hondenbaan krijgt Huijbers negen jaar lang onvoorstelbaar veel voor de kiezen. Want de gouden tijden van weleer zijn voorbij. De veesector krimpt, het aantal boeren neemt verder af, veel Brabantse gezinsbedrijven gaan kopje onder in de ratrace van massaproductie en kostenreductie.

Huijbers moet de bakens dringend gaan verzetten en dat doet hij op vele fronten met verve. De ZLTO-organisatie wordt verkleind en gemoderniseerd. Dat is hard nodig. Veel kapitaal van de boerenbond verdampte met de megaverliezen van Vion, dat eigendom is van ZLTO. De vleesverwerker kan ternauwernood van de ondergang worden gered. Hans Huijbers is hoogst verantwoordelijke, als ambsthalve voorzitter van de toezichthoudende commissarissen. Wijselijk doet hij nadien een stap terug bij Vion: zo’n zware bijbaan kun je er niet bij hebben.

Want Huijbers heeft zijn handen bij ZLTO al meer dan vol. Het maatschappelijk verzet tegen de intensieve veehouderij wakkert aan. Burgers in het buitengebied accepteren geen megastallen meer in hun achtertuin. Huijbers lanceert een charmeoffensief, hamerend op het belang van maatschappelijke cohesie: de boer moet het eens zien te worden met zijn buren. Hij krijgt steun van de provincie. Er komt een rondreizend team van deskundigen uit het maatschappelijk middenveld, dat lokale problemen tussen boeren en burgers moet oplossen. Resultaten zijn veelal vaag, maar het Brabantse poldermodel doet zijn werk.

Stagnatie volgt als Huijbers de oorlog verklaart aan het provinciebestuur. Woest is hij over de verplichting voor boeren om stallen versneld milieuvriendelijk te maken: een dolksteek in de rug van honderden familiebedrijven. Al zijn bevlogenheid en invloed gebruikt de boerenvoorman om dit beleid politiek te laten torpederen. Tevergeefs, want ZLTO kan niet meer rekenen op de VVD. Doorgaans drukken de liberalen met de makkers van het CDA te veel agrarisch ongerief de kop in. Maar nu willen zij vooral andere bedrijvigheid in Brabant beschermen tegen de milieubelastende veehouderij.

Een bittere pil voor Huijbers, die landelijk juist furore maakt met zijn initiatieven om boeren een andere, meer ‘volhoudbare’ kant op te krijgen. Hij krijgt daarmee een spectaculaire entree in de Duurzame Top 100 van dagblad Trouw. En wandelt mee in het kielzog van milieugoeroe Marjan Minnesma naar de VN-klimaattop in Parijs.

Met de Brabantse natuur- en milieubeweging botert het in die tijd bepaald niet. Diep gegriefd is en blijft Huijbers door het gebrek aan empathie bij de groene partners in de polder met zijn strijd tegen de provincie.

Pogingen om vóór de recente Statenverkiezingen weer een gezamenlijk manifest voor het Brabantse buitengebied aan de politiek te presenteren, dreigen keer op keer te stranden op agrarisch wantrouwen. Maar als ZLTO tijdens de eindeloze onderhandelingen erkenning verwerft voor het bestaansrecht van de intensieve veehouderij, werpt Huijbers zijn volle gewicht in de schaal om zijn bestuur achter het manifest te krijgen. Daarmee geeft hij zijn opvolger Wim Bens een goede start in Brabant. Zo gaat een wijs bestuurder te werk.

(ter gelegenheid van het afscheid van Hans Huijbers als voorzitter van ZLTO op 4 april 2019)

Pagina 7 van 7

Website gemaakt door Timmermans Media