Categorie: Columns Pagina 3 van 4

Columns van Ron Lodewijks

Tel uit je winst voor Brabant: een boterzacht referendum en vijf afgedankte bestuurders

‘Wíj hebben het bindend correctief referendum binnengehaald’. Forum voor Democratie kraait victorie in een ronkend promotiefilmpje op twitter.

De Brabantse Baudet-mannen van stavast hebben het hem geflikt. Zij ‘gaan leveren’ aan de bestuurstafel in het provinciehuis. Het vermolmde kroonjuweel van D66 wordt door hen verzilverd in Brabant. Want: ‘politici die over de schreef gaan, moeten teruggefloten kunnen worden’. En: ‘Als de mensen het niet willen, moet de provincie het niet alsnog doordrukken’. Forum stampt desnoods een windmolenpark de grond in: opgeruimd staat netjes, zo wordt ons alvast voorgeschoteld.

Het correctief referendum als populistisch speeltje. Maar is dat ook bindend? Zo staat het niet in het bestuursakkoord dat Forum met VVD, CDA en Lokaal Brabant-eenpitter Wil van Pinxteren heeft gesloten. Dat kan ook niet, want dat zou in strijd zijn met de Grondwet. Wat er wel staat is dat ‘de coalitiepartijen zich committeren aan de uitslag van een referendum’.

Op zich is dat al heel wat voor partijen die hier niets in zien. Dat bleek juni voorjaar toen de Brabantse Staten ten tweede male een panklaar referendumvoorstel van de PVV afschoten. ‘Referenda zijn niet het juiste middel om burgers te betrekken bij provinciale besluitvorming’, sprak toen VVD-fractielid Walter Manders. En CDA-vicefractievoorzitter Marcel Deryckere zette het referendum weg als ‘instrument om deelbelangen door te drukken’.

Beide coalitiepartners hebben hier dus een ommezwaai gemaakt om Forum te gerieven. De gevolgen zijn echter tamelijk beperkt. Mochten de vier partijen het al inhoudelijk eens worden over de voorwaarden voor een volksraadpleging – het bestuursakkoord meldt niets concreets over de vereiste ondersteuning en opkomst – dan ligt er straks een verordening voor niet meer dan een raadgevend referendum.

In het onwaarschijnlijke geval er vóór de volgende Statenverkiezingen van maart 2023 ook nog één wordt gehouden (welk brandend en pakkend provinciaal onderwerp leent zich daarvoor?), dan zijn VVD en CDA juridisch niet gebonden aan de uitkomst. En de coalitie-afspraak hierover vervalt na de verkiezingen.

De Brabantse Forum-voorman Eric de Bie moet nu als gedeputeerde van bestuurlijke vernieuwing laten zien dat hij het karwei kan afmaken. De kaarten liggen gunstiger dan ooit, aangezien PVV en SP vanuit de oppositie het referendum omarmen en hem aan een ruime meerderheid kunnen helpen. Slaagt De Bie in zijn missie dan beschikt Brabant over een papieren tijger die op elk moment tot leven kan worden gewekt.

Dat laten VVD en CDA dan toch maar gebeuren, terwijl een referendum in welke vorm dan ook ontbreekt in hun partijprogramma’s. Vooral bij het CDA Brabant dringt zich de vraag op wat een stem op deze partij tegenwoordig nog waard is. Het brandde zijn lijsttrekker Marianne van der Sloot en nummer twee Renze Bergsma volledig af toen zij zich als gedeputeerden hielden aan de coalitie-afspraken met VVD, GroenLinks, D66 en PvdA over versnelde modernisering van veestallen.

Hier manifesteerde zich een pijnlijk gebrek aan politiek vernuft waarin de partij eens grossierde met illustere figuren als Jan de Geus, Jan Houben, Pieter van Geel, Jan Melis en Paul Rüpp.

De afgang kan slechts worden uitgewist met een paardenmiddel: samenwerking met Forum voor Democratie. Tot afschuw van oud-gedeputeerde Paul Rüpp die vanaf de zijlijn nog een vernuftige publiciteitscampagne voerde om de Brabantse CDA-leden te mobiliseren tegen dit verbond met het kwaad. Hij liep vooral stuk op desinteresse. Slechts 16 procent van de leden deed mee aan een suggestieve peiling over samenwerking met Forum. En omdat een krappe meerderheid van dit zeer beperkte gezelschap vóór stemde is de zaak dus nu in kannen en kruiken. Democratie op haar smalst.

Rüpp beklaagde zich over de afzijdigheid van de landelijke partijleiding. Hij had beter moeten weten. In Den Haag vinden ze het experiment met Forum wel goed zo. Want dat betekent vooral rust aan het boerenfront, met de landelijke verkiezingen van 2021 in zicht.

Het CDA aan het Binnenhof staat zelfs zijn Tweede Kamerlid Erik Ronnes aan de provincie af. Fractievoorzitter Pieter Heerma gaf persoonlijk zijn zegen aan de benoeming van de oud-wethouder van Boxmeer. ‘De fractie gaat hem missen. Brabant krijgt met hem een uitstekende gedeputeerde die heel veel kennis en ervaring heeft op de portefeuille ruimte en wonen’, twitterde Heerma.

Ronnes en Elies Lemkes zijn gekwalificeerde bestuurders met wie het CDA juist investeert in de coalitie met VVD en Forum. Lemkes is de nieuwe gedeputeerde van landbouw, natuur en milieu. Om het pluche te bereiken moest deze ex-directeur van ZLTO nog wel even snel lid worden van het CDA. De eertijdse ‘partij van Brabant’ vertoont inmiddels ook tekenen van bestuurlijke bloedarmoede.

Beide CDA-gedeputeerden nemen vier provinciale sleutelportefeuilles over van drie linkse partijen. Die wilden maar wat graag doorgaan, maar lieten zich door de VVD geruisloos afserveren. Links Brabant is te zeer versnipperd en verzwakt om nog een vuist te kunnen maken.

Heel slim daarentegen opereerde Wil van Pinxteren. Met zijn ene zetel helpt dit voormalige VVD-statenlid de drie groten aan een meerderheid. En nu is Van Pinxteren de zevende gedeputeerde. Hij gaat zich bemoeien met onze vrije tijd. Dit klinkt als een grap maar is vooral illustratief voor geldverspilling aan overbodige provinciebestuurders.

Maar liefst vijf gedeputeerden zijn nu binnen één jaar afgedankt en vervangen door vijf nieuwe bestuurders. Dat betekent voor de provincie dubbele lasten aan salarissen en wachtgelden.

Deze wanvertoning is de tol van een versplinterend politiek landschap en tanend leiderschap onder de huidige generatie Brabantse volksvertegenwoordigers.

De grote Peelbrand als excuus om in Brabant af te komen van Europese natuurbescherming

Plag de Deurnese Peel af en leg het gebied vol met zonnepanelen.

Dat lumineuze idee oppert Willy van de Valk uit Boekel vorige week in Brabants Dagblad. Nu dit hoogveengebied toch is afgefikt, doe je op deze manier iets heel moois op dit nutteloze stuk grond. Met een geweldige klapper voor het klimaat zonder dat je er kostbare landbouwgrond voor hoeft op te offeren, beweert Willy in zijn ingezonden briefje onder de kop Kassa.

In absurditeit en platheid verwoordt deze natuurhater gedachten die ook doorklinken bij de VVD in Provinciale Staten. Twee liberale afgevaardigden vragen het provinciebestuur tamelijk suggestief of het nog wel zin heeft ons te blijven inspannen voor instandhouding van een natuurgebied als de Deurnese Peel dat om de haverklap in brand staat en toch niet meer in oude luister te herstellen is.

Deze statenleden, Wilma Dirken en Roel Gremmen (beiden lid van het VVD-fractiebestuur en dus toonaangevend), trekken hun redenering meteen maar door naar alle Brabantse natuurgebieden die vatbaar zijn voor brand. Door de droogte van de laatste jaren, worden dat er steeds meer. Blijft het deze zomer zo droog als het nu is, dan moeten wij in Brabant om meerdere redenen ons hart vasthouden.

De VVD-redenering volgend, worden dreigende natuurbranden een excuus om gebieden als de Deurnese Peel, Kampina en Strabrechtse Heide te ontdoen van hun Europese status. Dan hoef je ze ook niet meer te beschermen tegen de overmaat aan stikstof in de atmosfeer en kan de maximumsnelheid op de Brabantse snelwegen rustig weer omhoog van 100 naar 130 kilometer. Ook lastige beperkingen voor de veehouderij vallen dan weg.

Het gedachtengoed van de blije rijders, de natuurhaters en de bio-industrie vloeien samen in VVD, Forum voor Democratie en CDA. Deze partijen maken nu de dienst uit in het provinciebestuur van Brabant. Uit het provinciehuis gaat een andere wind waaien. En dat belooft voor de natuur weinig goeds.

De Deurnese Peel komt als eerste in de vuurlinie. Na de grootste Nederlandse natuurbrand aller tijden zit de schrik er bij de bevolking behoorlijk in. Gejaagd door de wind, ging in vier aprildagen 800 hectare in vlammen op. Huizen in de omgeving liepen gevaar. Bewoners werden uit voorzorg geëvacueerd.

Veenbranden komen vaker voor in de Peel, maar zo heftig was het nog nooit. Veertig gespecialiseerde brandbestrijders die de vlammen te lijf gingen, zakten herhaaldelijk weg in het sompige hoogveen, zo blijkt uit een dagboek over de brand in Brabants Dagblad.

De roep om de Peel beter toegankelijk te maken voor de brandweer, zwelt aan. De dorpsraden van Helenaveen, Griendtsveen en Liessel luiden de noodklok. Er heerst een gevoel van angst onder de mensen. De natuur wordt beleefd als een gevaar voor de samenleving.

De gemeente Deurne staat onder druk om maatregelen te nemen. Die zegt een onderzoek toe naar oorzaak en gevolg van deze brand om daaruit lering te trekken voor de toekomst.

De natuur en haar beschermers komen meteen in het nauw. De aanleg van brandgangen in de Deurnse Peel wordt al gepromoot. Om het gebied begaanbaar te maken voor de brandweer moet de grondwaterstand omlaag. Die is nou juist in de loop der jaren op sommige plekken behoorlijk verhoogd om het hoogveen in stand te kunnen houden.

Zulk gericht natuurbeheer is verplicht volgens de Europese natuurbeschermingsregels die in de Peel al heel lang van kracht zijn. Verlaging van de grondwaterstand is daarmee zonder twijfel in strijd. Voor zo’n maatregel is in ieder geval toestemming nodig van de provincie, het bevoegd gezag over de Europees beschermde natuur in Brabant.

Staatsbosbeheer dat de scepter zwaait over de Peelvenen, zal zo’n natuurvergunning dan moeten aanvragen. Als de stem des volks (burgers en boeren met de gemeente) maar luid genoeg klinkt, komt deze natuurbeheerder in een onmogelijke positie. Het provinciebestuur in nieuwe samenstelling zal in zo’n geval niet aarzelen om ontwatering voor brandbestrijding als een maatschappelijk onontkoombare ingreep af te dwingen.

Dan ontbrandt een koude oorlog in de Peelregio. Want Werkgroep Behoud de Peel die al 42 jaar met deskundigheid en volharding strijdt voor de hoogveennatuur, zal dit niet over haar kant laten gaan. De zoveelste rechtszaak van de werkgroep tegen aantasting van Peelvenen is bij wijze van spreken al in de maak, kijkend naar een doorwrochte analyse van de recente Peelbrand die haar oprichter Hans Joosten deze week in stelling brengt.

Als hoogleraar veenkunde en voorman van de wereldorganisatie van veenbeschermers weet Joosten als geen ander waar hij het over heeft. In zijn epistel stelt hij vast dat de aprilbrand er weliswaar één van de buitencategorie was, maar vooral heeft gewoed aan de oppervlakte.

Juist kurkdroge berken, pijpenstro en adelaarsvarens die de Deurnese Peel overwoekerden, gingen in vlammen op. Deze begroeiing hoort hier niet thuis, maar explodeert door de overmaat aan stikstof in de atmosfeer en door ontwatering van het gebied.

Joosten weerspreekt met klem dat de Deurnese Peel totaal is verwoest. Want de nattere plekken bleven gespaard. ‘Daar hoefde ook niet geblust te worden’. Immers: ‘water brandt niet’. Dit was ook geen ondergronds voortwoekerende veenbrand, zoals die van 1959 en 1976 in de Peel. Toen nam het blussen weken en zelfs maanden in beslag. Het aprilvuur was al binnen vier dagen onder controle.

Waarmee Joosten maar wil zeggen dat branden het best zijn te voorkomen en te bestrijden door de Deurnese Peel juist natter te maken. Droogleggen van moerasgrond om zwaar brandweermaterieel het gebied in te kunnen krijgen, is niet minder dan een stap terug in de tijd. Dat paard gaan Joosten en zijn Peelstrijders niet achter de wagen spannen.

De nieuwbakken CDA-gedeputeerde van landbouw en natuur Elies Lemkes-Straver is dus gewaarschuwd. Deze voormalige directeur van de Brabantse boerenorganisatie ZLTO zal niet de eerste provinciebestuurder zijn die haar vingers juridisch brandt aan de Peelvenen.

Maar ook Werkgroep Behoud de Peel kan het voorlopig wel schudden met de verwezenlijking van Joostens masterplan ‘De Verheven Peel’. Offers die boeren in de omgeving moeten brengen voor duurzaam herstel van een uniek hoogveenreservaat in oude glorie, zal het nieuwe provinciebestuur onder geen beding van hen vragen.

Het wordt er in Brabants buiten niet beter op.

De dokter voor het Volk moest de strijd vroegtijdig staken

Hij was dokter voor het Volk. Met een hoofdletter. In de Antwerpse volkswijk Deurne. Dirk van Duppen, overleden op 30 maart 2020. Hij werd slechts 63 jaar. Een bijzonder mens met een bijzonder leven.

Als beginnend arts werkt Van Duppen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. Oorlogsgebied, door de bloedbaden die het Israëlische leger en de Amal-militie daar aanrichten. Een harde leerschool.

Later wordt hij beroemd in België door zijn strijd tegen het ‘farmabanditisme’: de farmaceutische industrie die met prijsopdrijving van medicijnen de gezondheidszorg onbetaalbaar maakt. Van Duppen schrijft er in 2004 een geruchtmakend boek over: ‘De cholesteroloorlog. Waarom geneesmiddelen zo duur zijn’. Thans gratis te downloaden op de site van uitgeverij Epo. Leerzame kost. Nog steeds.

Kort voor zijn dood kijkt hij terug op zijn leven in het bijzondere boekje: ‘Zo verliep de tijd die me toegemeten was’. Verklaart daarin zijn werkwijze als dokter voor het Volk.

‘Kom je binnen met rugpijn, dan is onze eerste vraag niet: welke medicijnen heb je nodig?, maar: waar komt die rugpijn vandaan. Van je werk, je matras, je zwakke rug, of een combinatie van de drie?’ Want, legt van Duppen uit, ziekte en gezondheid hebben voor een groot stuk te maken met levensomstandigheden.

Dat blijkt in de stadswijk Deurne, waar de dokters voor het Volk zich zorgen maken over hun jongste patiënten. Maar liefst zes op de tien kleuters hebben astma. Dat is ongewoon veel. Hoe komt dat? In zijn zoektocht naar de oorzaak stuit Van Duppen op luchtvervuiling door de beruchte ring van Antwerpen. Dit overbelaste verkeersriool snijdt dwars door de volksbuurten van Deurne.

Verder onheil dient zich aan. Een monsterlijke brug dreigt een spoor van verwoesting door Deurne te gaan trekken. Deze Lange Wapper moet het verbindende sluitstuk van de ring worden.

Dat nooit!

Van Duppen ontketent een brede volksactie tegen dit onzalige plan van de Vlaamse regering. En met succes. Vijftigduizend ingezamelde handtekeningen dwingen een referendum af waarin het volk De Lange Wapper wegstemt.

Jaren van gehakketak volgen nog. Uiteindelijk komt er een nieuw plan om delen van de ring te overkappen en het vrachtverkeer om te leiden. Meer dan een miljard euro ligt hiervoor op de plank. ‘Een klinkklare overwinning voor de actiegroepen. En een serieuze vooruitgang voor mobiliteit en leefbaarheid’, vindt hij. Mits de regering zich aan haar beloftes houdt. Van Duppen is er nog niet gerust op: ‘het blijft een strijd’.

De afloop hiervan maakt de dokter voor het Volk niet meer mee. Kanker aan de alvleesklier (pancreas) wordt hem fataal. Waar krijg je dat van? De mogelijke oorzaken bespreekt hij met de behandelend oncoloog: roken, drinken, overgewicht, vatbaarheid in de familie. Niet op hem van toepassing. Dan zegt de specialist: luchtvervuiling. Het kwartje valt.

,,Ik ben het levende bewijs dat er een verband is tussen luchtvervuiling en pancreaskanker”, verklaart Van Duppen later op de Belgische radio. ,,Maar voor een wetenschappelijk onderbouwde conclusie kun je niet op mijn individuele verhaal afgaan. Daarvoor is meer onderzoek nodig naar oorzakelijke verbanden, aan de hand van cijfers en data. Daar is pas de laatste jaren mee begonnen.”

Verontwaardigd stelt hij in het radio-interview vast dat aan de behandeling van pancreaskanker ‘de laatste 25 jaar niets is geëvolueerd’. ,,Uitzonderlijk in de geneeskunde. De farma-industrie heeft geen interesse. Te complex, te weinig patiënten en dus brengt het te weinig op.”

Bijna had Van Duppen ‘deze maffia’ op de knieën. Op zijn voorstel zou België overstappen op het kiwimodel. Het systeem in Nieuw-Zeeland van openbare aanstedingen waarbij alleen wordt betaald voor de beste geneesmiddelen. ‘Dat maakt de medicijnen in het land van de kiwi 90 procent goedkoper dan bij ons.’

Van Duppen stevent af op een meerderheid in het parlement. Maar op het laatste moment bundelt de farmalobby haar tegenkrachten. ‘De kiwi vervelt tot kiwi-light’. Toch is er winst geboekt. Hij ziet de prijzen van medicijnen dalen. ‘Het farmabanditisme zit sindsdien in het defensief’.

Dirk van Duppen sluit in dit boekje zijn veelbewogen leven als dokter voor het Volk en strijder tegen onrecht, hoopvol af. ‘Ik zie de wereld kantelen, ik geloof dat het goed komt.’

Zou het werkelijk? Van Duppen overleed tijdens de corona-pandemie. Als dokter voor het Volk had hij nu alle zeilen moeten bijzetten om levens te redden.

Deze wereldwijde gezondheidscrisis biedt tegelijk uitstekende kansen op veranderingen ten goede voor aarde en mensheid. Maar de tegenkrachten zijn groot.

Dirk van Duppen moet in dit taaie gevecht helaas worden gemist.

Onprettige gedachten over de toestand van Oost-Brabant

Meer dan 2000 doden door een nieuwe uitbraak van het ebolavirus. Vorig jaar, in Congo. Meer dan 6000 mensen gestorven aan de mazelen. In Congo, ook vorig jaar. Meer dan 8000 doden in één land in één jaar.

Wat zijn de menselijke tragedies achter deze onthutsende cijfers?

We weten het niet of nauwelijks. De hele wereld, Nederland, Brabant heeft genoeg ellende aan het hoofd. Maar ook al was er geen coronavirus, dan wisten we het nog niet. Congo, Afrika, ver weg, andere cultuur. En corona is heel dichtbij. Zo werkt het.

Ook Afrika wordt inmiddels getroffen door corona. Wie dat enigszins wil volgen moet naar BBC World News kijken, niet naar de nieuwsuitzendingen in Nederland.

Een lezer van Brabants Dagblad vroeg zich deze week af waarom het coronavirus niet wordt vergeleken met de Q-koorts die in Brabant heeft huisgehouden. Duizenden mensen in de buurt van geitenhouderijen zijn sinds 2007 besmet met deze mysterieuze bacterie die door melkgeiten en ook melkschapen wordt verspreid. Zeker 95 zieken vonden de dood.

Nog steeds waart de Q-koorts rond. Het RIVM registreerde dit jaar drie gevallen tot zover. Elk jaar komen er rond 20 meldingen bij. Geiten worden inmiddels verplicht ingeënt. Een antibioticum voor mensen is er nog steeds niet, hoewel er volgens het RIVM een kansrijk middel bestaat. Mensen met een zwakke gezondheid die in de buurt van geitenbedrijven wonen, kunnen dus niet afdoende tegen Q-koorts beschermd worden.

Dat de Q-koorts geen pandemie werd, kwam omdat deze bacterie niet van mens op mens kan worden overgedragen. Omdat het coronavirus dit wel doet en zich bovendien razendsnel verspreidt is de impact vele malen groter.

Frappant is echter dat Oost-Brabantse dorpen als Boekel, Keldonk, Erp, Boerdonk en Handel waar de Q-koorts destijds hard toesloeg, nu ook het zwaarst getroffen zijn door het coronavirus.

‘Die regio, waar mijn wortels liggen, kleurt al weken vuurrood op alle kaartjes van het RIVM’, constateert Trouw-journalist John Graat. Hij maakte een fietstocht door deze ‘brandhaard van Brabant’ en schreef daar in zijn krant een prachtige reportage over.

Graat’s hele familie woont nog in deze streek. ‘Erp was een van de hofleveranciers van Bernhoven, het ziekenhuis hier vlakbij dat al een paar weken overloopt.’ Zijn zus vertelt hem dat er in de naaste omgeving van de plaatselijke mengvoederfabriek, waar zij zelf werkt, heel veel mensen ziek zijn geworden.

Ook de oude baas van de fabriek werd besmet. ‘Hij kwam erdoorheen, veel andere inwoners van Erp niet.’ Graat vreesde ook voor het leven van zijn zieke moeder, maar zij heeft het gered. ‘Mijn moeder gaat niet dood. Natuurlijk niet’, bezweert hij.

De verslaggever fietste door het epicentrum van de intensieve veehouderij. Nergens in Nederland en zelf niet in West-Europa staan zoveel varkens- en kippenbedrijven op elkaar gepakt. Een deken van ammoniak en fijnstof hangt over deze regio die zich in lengte uitstrekt van de gemeenten Bernheze tot en met Someren. En dat is niet bevorderlijk voor de gezondheid.

Wie daar leeft en woont te midden van al dat vee, loopt een opvallend risico op longontsteking. Dat is gebleken uit vrij recent bevolkingsonderzoek. Waar dit nu precies door komt, is wetenschappelijk nog niet helder. Daarvoor is meer onderzoek nodig, zo klinkt het uit de medische hoek. Want pas als we de precieze oorzaak weten, zijn er gerichte maatregelen mogelijk, zo klinkt het.

Een bekend geluid dat vooral gemeenten achterover doet leunen. Verlamd door angst voor rechtszaken en schadeclaims vanuit de bio-industrie. Al jaren staat buiten kijf dat de veehouderij in Oost-Brabant moet worden teruggedrongen om woon- en leefklimaat te verbeteren. Het krachtige overheidsbeleid dat daarvoor nodig is komt alsmaar niet van de grond.

De provincie wilde veeboeren met vervuilende bedrijven weliswaar de duimschroeven aandraaien, maar die opschoning van het milieu wordt verder uitgehold nu VVD, CDA en Forum voor Democratie samen de dienst gaan uitmaken. Zodra de coronacrisis dat toelaat wordt links Brabant door deze rechts-populistische coalitie uit het provinciebestuur geknikkerd.

Wat blijft zijn de problemen. ‘Verstedelijking, de obscene hoeveelheid productiedieren en ruim één miljard reisbewegingen per jaar, zijn ideaal voor de verspreiding van virussen’, tekende schrijver Tommy Wieringa zeven jaar geleden in het Erasmus MC op uit de mond van moleculair viroloog Ron Fouchier.

Wieringa wilde van deze expert alles weten over virussen en verwerkte de verworven kennis in zijn novelle ‘Een mooie jonge vrouw’, het Boekenweekgeschenk van 2014. De schrijver haalt deze herinnering op in zijn NRC-column van afgelopen weekeinde, te midden van de coronacrisis.

Zal het leven na deze crisis nooit meer hetzelfde zijn?

Daarover wordt al driftig gefilosofeerd. Als corona is uitgewoed, we straks tegen dit virus zijn ingeënt en de economie weer op gang is, keren dan de welvaartsmechanismen terug?

Het wachten is ondertussen op de volgende uitbraak van een dierziekte. Volgens medische deskundigen is het niet of maar wanneer. Gaat die alleen het dier treffen en daarmee de veehouderij, zoals de varkenspest van 1997 in Brabant, of wordt opnieuw de mens het slachtoffer? Dat is niet te voorspellen.

Geen geruststellende gedachten. En al helemaal niet voor Oost-Brabant.

Terug naar Brabant met het coronavirus op de hielen

De leeuw van Kameroen is dood. Manu Dibango, 86 jaar oud. In Parijs bezweken aan het coronavirus. Droevig einde van een groot muzikant die met Soul Mokassa een wereldhit scoorde.

Jaren geleden heb ik Dibango aan het werk gezien op het jazzfestival van Kaapstad. Indrukwekkende gestalte, geweldige saxofonist die de barstensvolle congreshal met beukende Afrikaanse jazzfunk aan de kook brengt. Een onvergetelijk concert.

Dit jaar is het Kaapstad-jazzfestival voor het eerst in zijn geschiedenis afgeblazen. Het openbare leven in heel Zuid-Afrika ligt drie weken plat om catastrofale uitbreidingen van corona te voorkomen.

Het nieuws over Dibango horen wij in de auto, op weg naar het vliegveld van Kaapstad, in een poging nog net voor de lockdown naar Brabant terug te keren. Het is behoorlijk druk richting de Kaap. Opmerkelijk veel caravans op de weg. Mensen die naar huis terugkeren van hun vervroegde paasvakantie om drie weken ballingschap op de camping te vermijden.

Ook op de luchthaven is het opvallend druk. Van de hygiënische urgentie tegen de besmetting die de Zuid-Afrikaanse regering ons al een paar weken inwrijft, is in de vertrekhal niets te merken. Hier en daar lopen wat reizigers met twijfelachtige mondkapjes. Verder oogt het als altijd. Er zijn geen desinfecterende middelen voorhanden om reizigers te beschermen. Slechts op beeldschermen wordt de coronacrisis aangeduid. Het is armoe troef.

Wachtenden hopen zich in een lange rij op voor de balie van Lufthansa. Anderhalve meter afstand is hier geen optie. Voor ons grijpt een oosterbuur met blote vingers in een zak chips. Likt ze schoon en legt zijn handen weer op de trolley. Aangezien er nauwelijks beweging in de rij zit, wordt dit een veelvuldige herhaling van zetten. Geen wonder dat er zoveel Duitsers ziek zijn!

Reizigers uit allerlei windstreken moeten met deze avondvlucht naar Frankfurt mee. Dat ligt ingewikkeld, omdat Duitsland zijn grenzen voor buitenlanders heeft dichtgegooid.

Weliswaar gaan wij Nederlanders verder naar Amsterdam, maar de autoriteiten hier willen pertinent zeker weten dat wij de luchthaven van Frankfurt niet verlaten. ‘Anders kunt u niet mee, want u mag Duitsland niet in’, verduidelijkt de aardige baliemedewerkster nadat zij onze paspoorten grondig tegen het licht heeft gehouden.

Snel worden wij langs de douane geloodst om nog mee te kunnen met de tjokvolle Airbus, die al had moeten vertrekken. Honderden mensen zitten in dit toestel ruim elf uur op elkaars lip. Onzichtbare infectiebronnen waartegen in ieder geval de stewardessen zich deugdelijk hebben bewapend.

De aansluitende vlucht naar Amsterdam zit nog maar half vol. We verspreiden ons over het toestel. Schiphol is uitgestorven. De borden staan vol met geannuleerde vluchten. Van de weinige toestellen die nog opstijgen, is er zojuist één van KLM vertrokken naar Kaapstad. Benieuwd welke doorbijters en avonturiers daar nog aan boord zitten. Zij reizen van het ene doodse land naar het andere.

Onze afsluitende tocht naar Brabant voltrekt zich in lege treinen. Hier weinig kans op besmetting. Uitgestorven stations volgen elkaar op. Conducteurs zijn in geen velden of wegen te bekennen. Van hen wordt geenszins verwacht op zoek te gaan naar de enkele sterveling die zich nog zonder plaatsbewijs in de lege wagons zou wagen. Afstand houden tot reizigers om zelf niet te worden besmet is thans het parool bij de NS, zo begrijpen wij. Want in deze barre rijden moeten treinen blijven rijden, al zijn het er nog maar weinig.

Wandelend naar huis, wordt de onwerkelijke rust alleen doorbroken bij Action. Het parkeerterrein voor deze goedkoopwinkel staat vol als vanouds. Plukjes mensen verlaten bepakt het pand. Een bizarre gewaarwording.

Alles in hoogst besmet Brabant is erop gericht om contacten tussen mensen tot een minimum te beperken. Berichten van dienstverleners die het werk neerleggen vullen mijn mailbox. Tandartsen, fysiotherapeuten, noem ze maar op. Vrijwel iedereen zit en werkt thuis. Je wordt geacht alleen nog voor de eerste levensbehoeften (levensmiddelen en medicijnen) naar de winkel te gaan.

Er gelden samenscholingsverboden om mensen bij elkaar weg te houden en daarmee besmettingshaarden te isoleren. Restaurants zijn dicht, stranden ontvolkt. Dat de overheid onder deze uitzonderlijke omstandigheden niet bij machte zou zijn om ook een overbodige winkel als Action te sluiten, doet vreemd aan.

Eenmaal thuis ligt op mijn werktafel nog altijd die prachtige biografie uit 2006 over de Amerikaanse journalistieke legende I. F. ‘Izzy’ Stone, getiteld ‘All governments lie!’ Stone markeerde zichzelf met deze uitspraak als luis in de pels van het politieke establishment. Zijn wekelijkse nieuwsbrief was tot begin jaren zeventig van de vorige eeuw een wereldwijd begrip.

Hoe zou Izzy Stone hebben geoordeeld over het overheidshandelen tijdens de coronacrisis? Om de geest te scherpen duik ik komende thuisblijfweken maar eens in die biografie.

Het klimaat aan de Kaap: de dag dat het water niet op was

‘Laten we water besparen, niet alleen vandaag maar altijd’.

Deze verstandige oproep motiveert de toiletgebruiker in het winkelcentrum Waterfront aan de haven van Kaapstad tot spaarzaamheid. Het goede voorbeeld wordt ook aangereikt. Hier spoel je geen drinkwater door het toilet maar grijs of gerecycled water.

Het is een schaars overblijfsel van de waterbesparingsmanie die twee jaar eerder heerste. In de zomer van 2018 was de moederstad van Zuid-Afrika in de ban van Day Zero: de dag dat er geen water meer uit de kraan zou komen. Het peil in de 14 stuwmeren die Kaapstad van drinkwater moeten voorzien, was zo dramatisch laag dat het stadsbestuur de noodtoestand afkondigde.

De Kapenaars werden op een rantsoen van 50 liter kraanwater per dag gezet. Wie meer nodig had – 50 liter is zwaar afzien voor de gegoede burger met navenante waterbehoefte – moest zich begeven naar een centraal punt waar bronwater van de Tafelberg kan worden getapt. Dat bevindt zich in de welgestelde wijk Nieuwland, alom bekend van de legendarische rugby- en cricketstadions.

Aldaar heerste toen een permanente verkeerschaos omdat gemotoriseerde Kapenaars massaal oprukten naar de waterbron om hun jerrycans te vullen.

Zo’n beeld van rijen wachtenden bij een watertappunt zie je doorgaans louter in de townships en informele nederzettingen op de Kaapse vlakte, ver weg van de Tafelberg. Rijk en arm verkeerden in hun eerste levensbehoefte ineens op voet van gelijkheid.

Dat is inmiddels verleden tijd. Het doemscenario kwam niet uit. Dag Nul brak niet aan, omdat het waterverbruik daalde en het uiteindelijk in de Kaap weer regende. Eerst mondjesmaat, maar in de winter van 2019 als vanouds overvloedig, zodat de waterreservoirs zich na jaren weer vulden.

Daarmee vervlakte de urgentie van waterbesparing. In restaurants en café’s stromen de kranen en spoelen de toiletten weer als vanouds. En het voor Kaapstad o zo vitale maar ingezakte toerisme bloeide weer op sinds de watercrisis uit de internationale media is verdwenen. Het Corona-virus haalt daar nu een dikke streep door. Het toerisme ligt volledig op zijn gat. Dat spaart water.

De droogte blijft niettemin manifest. Tijdens de laatste hittegolf, met temperaturen van 30 tot 40 graden, was het zakkende waterpeil van de reservoirs in de Kaapse metropool weer in het nieuws. Het grootste waterreservoir, de Theewaterskloofdam is echter nog voor meer dan de helft gevuld. Vorig jaar om deze tijd was dat nog geen 40%. Met de winter in het vizier, maken de Kapenaars zich over een watertekort geen zorgen. Ze hebben wel wat anders aan hun hoofd.

Langs de westkust, drie uur noordelijk van Kaapstad, liggen de kaarten anders. Het waterpeil in de grote dam bij het gortdroge dorp Clanwilliam, een belangrijk reservoir voor de regionale citrusteelt, verdampte in fors tempo naar 25 procent. In de verschroeiende hitte regent het daar al maanden niet of nauwelijks.

Een groots project om de Clanwilliamdam fors op te hogen kwam enkele jaren wegens geldgebrek tot stilstand, maar is nog niet van de baan. Want de roep om water is groot om meer landbouwgrond te kunnen bevloeien en daarmee meer boeren bestaansrecht te geven.

Of het wel hard genoeg zal regenen om dat reusachtige reservoir straks vol te krijgen, is geen punt van discussie in de drang naar economische ontwikkeling. Meer zorgen baart de langdurige staat van verval waarin het ministerie van water verkeert. Terugkerende berichten over hardnekkige corruptie en wanbestuur op het departement, zijn ook voor het Clanwilliamproject geen goed teken.

In het zuidelijk deel van de provincie West-Kaap is de droogte half januari ook manifest. Aan weerszijden van de N2, de hoofdverkeersader tussen de havensteden Kaapstad en Port Elizabeth, kleurt het uitgemergelde landschap rood, zo ver het oog reikt.

‘Wink Dag Zero’?, kopt het Afrikaanstalige weekblad Forum. Dat verschijnt in de gemeente Hessequa, 280 kilometer ten oosten van Kaapstad. En met reden. Twee waterbekkens in deze gemeente raken onder de verschroeiende zon in hoog tempo leeg. Als dit zo zou doorgaan komt er in sommige dorpen volgens de krant over een maand geen druppel meer uit de kraan.

De autoriteiten kondigen dan ook verdere waterbesparingen aan: voor boeren die 40 procent minder rivierwater mogen aftappen, en ook voor burgers. En die waren al verscherpt naar een limiet van 150 liter per persoon per dag. Bovendien mag de tuin nog maar één keer per week twee uur lang worden besproeid. De auto moet je met een emmertje water wassen.

‘Toch lijkt het erop dat inwoners in onze streek zich niet storen aan de beperkingen’, constateert Forum. Het blad illustreert dit met een foto van de meest ergerniswekkende waterverspilling: een auto die nog steeds met de tuinslang wordt afgespoten.

Maar toen kwam er hulp van boven.

Een koufront zorgt een dag of drie voor motregens die lekker wegzakken in de gortdroge kleigrond. Later gevolgd door onstuimige buien, voortgestuwd door de aanzwellende zuidooster. Normaal gesproken een wind die in de Kaapprovincie borg staat voor stabiel zomerweer. Maar ditmaal niet. Een week lang regen is eveneens abnormaal voor de zomer. Het klimaat lijkt op hol geslagen. Het weer wordt meer en meer onvoorspelbaar.

Zware buien trekken de laatste weken over grote delen van Zuid-Afrika. De droogte verdwijnt naar de achtergrond. Dag Nul blijft ook in Hessequa buiten beeld. ’s Lands weerdienst blikt optimistisch vooruit: komende herfst en winter gaat het flink regenen.

Corona aan de Kaap: het ergste moet nog komen

Terwijl Coronapatiënten de Brabantse ziekenhuizen overspoelen, krijgt het virus ook Zuid-Afrika steeds meer in zijn greep.

Hier in de West-Kaap zijn de scholen dicht, is het rijke culturele leven in het hart van het festivalseizoen volledig tot stilstand gekomen, zijn alle sportcompetities stilgelegd, bijeenkomsten massaal afgelast, openbare gebouwen gesloten, winkels en restaurants uitgestorven. De president heeft Zuid-Afrika tot rampgebied verklaard. Tienduizend kilometer zuidwaarts komt Brabant ineens dichtbij.

Buitenlanders worden steeds hardhandiger geweerd en vakantiereizen naar het buitenland zijn opgedroogd. Corona kwam ook in Zuid-Afrika van buiten. Wie nu het land verlaat, krijgt het verdraaid lastig om er weer in te komen.

Cruiseschepen mogen niet meer onze havens in, bulderde de minister van transport deze week in de microfoons van de publieke omroep SABC. Een schip dat desondanks nog het ruime sop koos richting Mozambique moest op ministerieel bevel bij terugkeer in de haven van Durban worden tegengehouden.

De 2400 passagiers, hoofdzakelijk Zuid-Afrikanen, zouden in quarantaine worden geplaatst. Dat ging vervolgens toch niet door omdat het schip slechts op zee had rondgedobberd en niemand ziek werd. Mozambique beliefde deze gasten niet aan land. Veel onvrede en spanningen aan boord. Weggegooid geld, zo’n cruise. En bovendien schadelijk voor het milieu.

Het gaat in Zuid-Afrika inmiddels alleen nog over Corona. In niets te vergelijken met de pronte sigaar die ik in een ver verleden graag opstak. Al is die ook slecht voor je longen.

De aantallen besmettingen zijn hier aan de Kaap nog een fractie van die in Brabant. En het is vooral te hopen dat het virus door alle opgelegde beperkingen en voorzorgsmaatregelen kan worden ingedamd. Want als Corona de grote townships en informele nederzettingen op de Kaapse vlakte bij Kaapstad binnendringt, zal het leed niet te overzien zijn.

De vele zwakkeren in deze overbevolkte wijken, waar tbc en hiv welig tieren, worden dan ziek bij bosjes. De gezondheidszorg – in de West-Kaap bepaald niet slecht – kan zo’n toeloop allerminst verwerken. Veel levens gaan dan verloren. Italiaanse misère in veelvoud.

Nog maar drie weken geleden maakte Zuid-Afrika zich vooral druk over de repatriëring van ruim honderd landgenoten uit het Chinese Wuhan, waar het allemaal begon met Corona. De Chinezen die tegenwerkten, piloten die weigerden te vliegen, hotels die deze virusvrij geteste expats niet in quarantaine wilden nemen.

Inmiddels hebben de overgevlogen expats hun 21 dagen ‘opsluiting’ in een luxe vakantie-oord in noordelijk Zuid-Afrika al goeddeels achter de rug. Op kosten van de belastingbetaler, terwijl het virus daarbuiten oprukt. Ondoordachte geldverspilling.

‘Zijn we er werkelijk klaar voor?’, uit een bekende columnist van de Sunday Times op 1 maart zijn twijfels over geruststellende berichten uit het regeringskamp. Want er gaat heel veel mis bij de overheid in dit land.

Die zondag is het virus nog niet aangeland. ‘Dit is slechts een kwestie van tijd’, voorspelt de Cape Times, de krant van Kaapstad, twee dagen later. President Ramaphosa schudt dan nog breed lachend de ene na de andere hand.

En de media lopen zich warm voor twee monumentale evenementen in de metropool van Kaapstad: de eendaagse fietsronde over het schiereiland met 31.000 deelnemers uit binnen- en buitenland en het culturele festival ‘Woordfees’ in de puissant rijke universiteitsstad Stellenbosch waar het Afrikaans een volle week victorie kraait.

Dan worden de eerste drie Corona-gevallen gemeld. ‘De Zuid-Afrikanen hebben niets te vrezen. Er is geen rede voor paniek. We hebben alles onder controle. Nies of hoest in een zakdoek en was je handen’, spreekt de minister van gezondheid zondag 8 maart tot verontruste inwoners van Pietermaritzburg.

Een dag later, op 10 maart, breekt zwarte maandag aan: de olieprijzen en de aandelenbeurzen storten tegelijk in elkaar. De Coronapsychose treft de wereldeconomie en het al verzwakte Zuid-Afrika voelt dat het zwaar de klos zal zijn.

De president schudt meteen geen handen meer, maar demonstreert de ellebooggroet. En komt met scherpe maatregelen die het leven gaan beheersen. Het parlement staat als één man en vrouw achter hem, een unicum in dit land vol bittere tegenstellingen.

’s Morgens in alle vroegte hoor je op de radio verkeersberichten over de vele taxi’s en bussen die stuk voor stuk worden ontsmet om uitbraken onder forenzen te voorkomen. Wie werk heeft, gaat op pad. Anders volgt direct de vrije val naar armoede waar zoveel werkloze (zwarte) Zuid-Afrikanen in leven.

Mijn westerse gedachten gaan terug naar de Aziatische griep die ik als klein jongetje onder de leden kreeg en waar wereldwijd 1,1 miljoen mensen aan bezweken. En naar de oliecrisis van 1973 met haar autoloze zondagen. Fietsen en voetballen op de snelweg. Wat hebben we ervan genoten!

Onze Afrikaanse vrienden herinneren zich van die oliecrisis vooral dat ze er tergend lang over deden om per auto Kaapstad te bereiken. Met slechts enkele tankstations open en een snelheidslimiet van 80 kilometer, afgekondigd door de regering om brandstof te besparen.

Dezer dagen zien we hier aan de Kaap minder verkeer op wegen en in straten. Het openbare leven zakt in elkaar. Dat de benzine komende maanden behoorlijk goedkoper wordt, is een lichtpuntje in dit uitgestrekte land waar heel veel autokilometers over asfalt en veel grondpaden de samenleving aan de praat moeten houden.

Schrijnend is de grondige uitroeiing van het eens zo florerende treinenstelsel als betaalbaar vervoermiddel voor het volk. In de steden zijn de overgebleven treinen nu ook van het spoor verdwenen. En daarmee ook onbeheersbare infectiehaarden, een gelegenheidswinst.

Na twee weken Corona is de schade beperkt: meer dan 200 zieken, geen doden. Het ergste moet echter nog komen, rekenen deskundigen ons op de radio voor. Je hoopt vooral dat ze ongelijk krijgen en Afrika nu eens gespaard blijft.

Regelterreur treft ook natuurbescherming

De regelzucht die de gezondheidszorg en het onderwijs terroriseert, blijkt ook in de natuurbescherming meedogenloos te hebben toegeslagen.

‘Elk jaar komen er tientallen regels bij. Je kunt geen poot meer verzetten. Boeren en natuurbeschermers worden steeds meer aan banden gelegd. Het gaat niet meer om het doel maar om het goed naleven van de regels. Omdat we van subsidies afhankelijk zijn, moet je er wel in meegaan.’

Dit verzucht de bekende bioloog Henk Moller Pillot in het wintermagazine van Brabants Landschap.

De 83-jarige Tilburger is een legendarische figuur in de Brabantse natuurbeschermingswereld en wordt ook ver daarbuiten gerespecteerd als groot deskundige van de waternatuur.

Veertig jaar lang deed Moller Pillot zes keer per maand zijn ronde door het Tilburgse Leijpark en telde de vogels die hij daar tegenkwam. Hij verwerkte en analyseerde het verzamelde materiaal en beschreef zijn ervaringen in het lezenswaardige boek ‘De vogels van het Leijpark’ dat in 2015 verscheen.

Zijn inzet voor de stadsnatuur werd twee maanden geleden beloond met de Tilburg Trofee, tijdens de herdenking van 80 jaar Leijpark. Dit eerbetoon weerhoudt de laureaat echter niet van kritiek op de gemeentelijke regelzucht. ‘Tilburg heeft twee ecologen in dienst, vanwie er één alleen maar kijkt hoe de regels zijn. Wat moet je als gemeente doen om niet tegen de regels in te handelen? Dat is heel demotiverend voor natuurbeschermers’, spuit hij in het magazine zijn ergernis tegenover interviewer Thijs Caspers.

Het artikel handelt vooral over de ervaringen van Moller Pillot als lid van het eerste uur van een deskundigencommissie die Brabants Landschap sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw adviseert over het beheer van natuurgebieden.

Dat waren tijden waarin de bemoeienis van de overheid met deze tak van sport nog in openbaarheid viel te volgen. De natuurgronden die Brabants Landschap met overheidsgeld wilde kopen moesten tot in de jaren negentig door Provinciale Staten worden goedgekeurd. Ambtenaren verschenen ter vergadering om uitleg te geven.

Een en ander ontaarde soms in verhitte politieke discussies over de noodzaak van dergelijke aankopen die bij het toen nog machtige CDA en de VVD lang niet altijd goed vielen.

Onder bestuurlijke druk, gaven de Staten later hun beslissingsbevoegdheid over natuuraankopen uit handen aan Gedeputeerde Staten (GS), het dagelijks bestuur van de provincie. GS-besluiten hierover werden nog wel openbaar gemaakt, maar de politieke controle op natuuraankopen verwaterde.

Inmiddels laat de provincie de financiering en uitgifte van gronden voor natuurontwikkeling volledig over aan het Groen Ontwikkelfonds Brabant. Deze verzelfstandigde overheidsdienst heeft hiervoor nog een half miljard euro in kas en beschikt over een eigen bureaucratie om dat geld te spenderen en dus ook om te controleren of de verstrekte pecunia wel volgens de regels worden besteed.

Die regels liggen vast in het Natuurbeheerplan voor Brabant waarmee het provinciebestuur de natuurdoelen per kavel of gebied bepaalt. Zoals daar zijn: vochtig hooiland, kruiden- en faunarijk grasland, droge heide en vochtige heide. De provincie en het Groen Ontwikkelfonds tonen op hun sites een topografische kaart van het Brabantse natuurnetwerk waarop dit alles tot op detailniveau is te zien.

Natuurorganisaties als Brabants Landschap moeten de voorgeschreven natuurdoelen vastleggen in voorgeschreven beheerplannen, die van overheidswege worden gecontroleerd en beoordeeld. Elke grondaankoop die zij vervolgens willen doen wordt door een geheimzinnige commissie van deskundigen van het Groenfonds tot in detail beoordeeld.

Hier ontwikkelt zich – binnenskamers en oncontroleerbaar – de regelzucht waar Henk Moller Pillot zijn buik vol van heeft. En hij is bepaald niet de enige in de natuurbeschermingswereld.

Nieuwste bureaucratische topattractie is de zogeheten impactmeting. Uiteraard is hiervoor weer een commissie in het leven geroepen. Die bekijkt of de natuurorganisatie voldoende betekenis aan het beheer weet te geven. Voor de natuur en voor het publiek. Daar worden rapportcijfers voor gegeven. Bij te veel onvoldoendes, zwaait er ongetwijfeld wat.

Ergens in overheidsland wordt al deze regelzucht opgetuigd. Waar en door wie, valt met zeer grote moeite misschien nog te achterhalen. Maar op voorhand is al vast stellen dat dit bedenksels zijn van ongrijpbare bureaucraten die ver af staan van de werkelijkheid.

En de Brabantse natuur? Die heeft ondertussen vooral last van verdroging. Nóg een droge zomer en vooral op de hogere zandgronden gaan zware klappen vallen. Daar staat het grondwater nog steeds verontrustend laag, ook al omdat er permanent te veel water wordt onttrokken. De winterregens van nu vullen dat tekort niet aan.

Eén ding is zeker: de ecobureaucratie gaat dit probleem niet oplossen.

De uitzondering als regel betekent schijnveiligheid

De almachtige bureaucratie in dit land is uitermate bedreven in het opstellen van regels en nóg vindingrijker in het bedenken van uitzonderingen daarop.

Dat bleek mij weer eens tijdens een speurtocht door de jungle van normen en voorschriften die de mens in onze dichtbevolkte natie zouden moeten beschermen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

We hebben het hier over Bevi en Revi. Speelse namen voor de wondere wereld van kansbenadering en risicocontouren.

De uitgangspunten zijn helder.

Er zijn kwetsbare objecten waar frequent veel (kwetsbare) mensen aanwezig zijn, zoals scholen en ziekenhuizen. Daar is bij ongevallen grote kans op slachtoffers en daar moeten gevaarlijke bedrijven uit voorzorg uit de buurt blijven.

Dan zijn er de beperkt kwetsbare objecten waar minder mensen minder vaak verblijven: van sporthallen en speeltuinen tot verspreide woningen. Dit is het speelveld van de uitzonderingen, waar het bevoegd gezag zoals dat heet ‘eigen afwegingen’ moet maken bij aanvragen voor milieuvergunningen.

Zelden komen er in Nederland nog nieuwe gevaarlijke bedrijven bij. Niemand wil ze in de buurt hebben. De enorme mestfabriek die in Oss op stapel staat, stuit behalve op hevige lokale tegenstand inmiddels ook op de stikstofcrisis.

De bulk van Bevi en Revi zijn bestaande bedrijven die met giftige en brandbare stoffen werken en willen uitbreiden. Zoals de megaslachterij in Boxtel waar Vion de productie heeft verdubbeld. Meer vlees moet daardoor worden gekoeld met meer vloeibaar ammoniak en dat vormt een groter risico voor de buren aan de overkant. Dat zijn mensen die binnen de directe gevarenzone van de slachterij werken en wonen. De uitbreiding van Vion kan dan alleen doorgaan als de gemeente dat volgens Bevi en Revi ‘voldoende motiveert’.

Hoe gaat zoiets? De brandweer beoordeelt de situatie. Enkele citaten van de bevindingen: in het bedrijfsverzamelgebouw bevindt zich een relatief klein aantal mensen dat beschikt over een grote zelfredzaamheid, het gebouw is voldoende luchtdicht en heeft voldoende vluchtwegen; ook het restaurant heeft een vluchtmogelijkheid; de woning biedt in voldoende mate bescherming, de bewoners zijn voldoende zelfredzaam en hebben een vluchtmogelijkheid via de tuin.

Kortom: de vergunning kan worden verleend. Vion is nog verplicht om de buren aan de overkant te informeren hoe zij worden gealarmeerd en hoe zij moeten handelen bij een ammoniaklekkage.

En dat is het dan. Controle en handhaving van de regels kunnen de veiligheid nog wat bevorderen. Maar dit is een ander hoofdstuk dat in het algemeen niet vrolijk stemt.

Wat betekent dit nu als zich bij Vion een ramp voltrekt? Weinig, durf ik te voorspellen. Je mag vooral hopen dat er dan weinig mensen in de buurt zijn, ook binnen de slachterij zelf. Dat er op dat moment geen volle passagierstrein of een goederentrein met gevaarlijke stoffen voorbij rijdt. Want de slachterij staat langs een van ’s lands drukste spoorlijnen. Hopelijk functioneert de alarmering en is de brandweer er op tijd bij. Dan blijft de schade misschien beperkt.

Dit voorbeeld illustreert dat Bevi en Levi in praktijk vooral een vehikel zijn om gevaarlijke bedrijven op basis van bureaucratische schijnveiligheid te kunnen laten doorgroeien. De regel dat dit uit voorzorg niet mag, wordt uitgehold door hiervan veelvuldig af te wijken. De uitzondering wordt daarmee regel en dat is niet goed.

De ultieme pionier

Twee weken voor zijn dood, heb ik Sietz Leeflang op 7 december 2017 nog in levende lijve gezien en gesproken. Hij lag in bed in de woonkamer, thuis in Breskens. Zijn krachten namen af. Sietz maakte zich geen illusies meer: spoedig zou het gedaan zijn.

Maar dat was geenszins de atmosfeer van het imposante gesprek dat volgde. Want met de weerbarstige wereld van de zinloze verspilling en fnuikende schaalvergroting was Sietz bepaald niet klaar. Daar had hij nog een stevige appel mee te schillen. Glashelder formulerend en haarscherp analyserend met een overdonderende reeks feiten uit zijn ijzersterke geheugen, nam hij de vele ongerechtigheden op deze aardbol uitgebreid en onvermoeibaar op de korrel.

Met zijn gehoor vastgepind op de stoelen aan het voeteneinde. Met één kat bovenop zijn kussen en de ander al even onverstoorbaar naast zich op bed. Een tafereel om nooit te vergeten.

Optimistisch waren zijn waarnemingen bepaald niet, maar zwartgallig evenmin. Want er blijft hoop. Eens komt de verandering ten goede. De wal zal het schip keren. Dit kan zo niet doorgaan. Hier sprak voor het laatst de milieupionier die gewend is tegen de stroom in te roeien, tegen de gevestigde krachten op te boksen, vanuit het ijzersterke geloof in de kracht van zijn gelijk.

Sietz stelde zijn leven en dat van zijn gezin in dienst van het ultieme pioniersbestaan waarin hij moedig en moeizaam een straatlengte voor de troepen uit liep. En zeker ook met succes. Hij reed al rond in een elektrische auto toen Elon Musk nog op school zat. Wie kent in Breskens en omgeving niet de met joekels van batterijen volgestouwde overjarige Peugeot 205 waarin Sietz ook als 80-plusser nog rondtufte, geruisloos en broeikasgasvrij? Wél met de vouwfiets achterin. Voor als de stroom op was.

Musk is een handige zakenman die nu met veel bombarie de wereld denkt te veroveren met de Tesla. Een dure elektrische auto met batterijen die weliswaar sterk zijn verbeterd, maar in hun vermogen worden begrensd door de harde natuurkundige wetten. Sietz legde dat twee weken geleden nog eens haarfijn uit. Batterijen zijn daarom niet in staat de overmaat aan energie op te slaan die windmolens en zonnepanelen produceren als het waait en de zon schijnt. Daar zijn andere technieken voor nodig.

De batterijrevolutie die Musk de wereld voorspiegelt is een luchtkasteel. Dergelijke bedriegerij past volgens Sietz in het lachwekkende rijtje van zogenaamde uitvindingen waar sloten subsidiegeld naar toe blijven gaan zonder resultaat te boeken.

Handige jongens met een neus voor geld verdienen. Dat is niet de wereld van Sietz Leeflang. “Ik verwijt mijzelf dat ik niet zakelijk genoeg ben geweest en niet wat commerciëler gedacht heb”, zei hij in een interview dat ik voorjaar 2013 met hem had, met het oog op zijn 80ste verjaardag. ,,In mijn naïviteit – sprak hij – heb ik mij met het helofytenfilter en de infraroodstraler de kaas van het brood laten eten door De Efteling en de Gasunie, die ik te goeder trouw had benaderd om zaken met ze te doen.” Het Brabantse attractiepark maakt nog steeds goede sier met het waterzuiverende plantenfilter en de gasindustrie gebruikt de keramische infraroodstraler in verwarmingsketels die daarmee een stuk zuiniger zijn. Vrijwel alle Nederlandse huizen worden nog steeds met deze hoogrendementsketels verwarmd.

Sietz verweet de twee bedrijven met zijn vindingen aan de haal te zijn gegaan, hem met lege handen achterlatend. Dat was des te schrijnender aangezien hij het geld niet had om certificaten voor zijn twee topvindingen te kunnen krijgen. Daardoor kon hij ze zelf niet gaan produceren. ,,Hadden wij een fractie van de maatschappelijke winst van onze vindingen kunnen incasseren, dan was De Twaalf Ambachten nooit in financiële problemen gekomen”, constateerde hij ietwat bitter.

Dat Sietz met zijn missie vaak een roepende in de woestijn was, beschouwde hij als een gegeven. ,,Milieuvraagstukken waren al niet populair toen ik nog als wetenschapsredacteur voor het Handelsblad schreef”, stelde hij vast in het kranteninterview van 2013.

Twee weken geleden spraken we ook nog over de stand van de journalistiek. Op het tafeltje naast zijn bed lag de Provinciaal Zeeuwse Courant. Die las hij hij nog steeds, al ergerde hij zich aan de oppervlakkige gezelligheid die degelijke journalistiek uit de regio steeds verder verdringt.

In 2008 nodigde ik Sietz uit voor een discussiemiddag in Den Bosch over de teloorgang van de regionale journalistiek. Hij kwam ervoor uit Breskens om solidariteit te tonen met de strijd die de Brabantse krantenredacties daartegen toen voerden. Het heeft helaas niet veel geholpen. Nota bene op 7 december werden nieuwe inkrimpingen aangekondigd op de redacties van alle regionale kranten in Zuid- en Oost-Nederland. Wat blijft er op deze manier over van het mooie vak dat Sietz bleef koesteren en zelf nog vaardig bedreef in nieuwsbrieven boordevol wetenswaardigheden?

Voor diepgang is er gelukkig nog De Groene Amsterdammer. Dat Sietz op 14 december pas na lezing van de laatste uitgave van zijn lijfblad het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde, is tekenend voor zijn wilskracht en gedrevenheid.

Anderhalve week geleden heb in een gesproken column nog gememoreerd hoe Sietz in 2010 het boek ‘Vierduizend jaar kringlooplandbouw’ van de Amerikaanse professor Franklin King na 100 jaar een tweede leven gaf.

Met zijn Nederlandse vertaling en bewerking maakte hij van dit belangwekkende werk een actueel tijdsdocument. Onze eigen uitwerpselen, die wij dagelijks met liters kostbaar drinkwater het riool in laten lopen, werden in China, Japan en Korea tientallen eeuwen lang ingezameld en afgevoerd in vaten, en uiteindelijk als compost weer uitgestrooid over de akkers. Deze kringlooplandbouw voorzag honderden miljoenen mensen van goed voedsel. De hygiëne stond daarbij hoog in het vaandel. Het water in de Chinese rivieren was veilig te drinken. De natuur werd niets tekort gedaan.

Sietz hoopte nog steeds op een revival van de reeds lang weggevaagde kringlooplandbouw. Zijn waterloze composttoilet, beter bekend als het Nonolet, zou daar een mooie bijdrage aan kunnen leveren. Mits het verder wordt doorontwikkeld voor de consumentenmarkt. Maar komt dat er nog van, nu ook de grote roerganger er niet meer bij is?

Met de onafwendbare dood in het vizier maakte Sietz zich grote zorgen over behoud van zijn nalatenschap. Gelukkig wil het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC) in Den Bosch het Twaalf Ambachten-archief in zijn collectie opnemen. Daarmee blijft het levenswerk van Sietz tot in lengte van jaren bewaard én toegankelijk. Na het materiaal hier in Breskens te hebben bezien, kon archivaris Ton van Nooijen hem met dit verheugende nieuws geruststellen. Daarmee werd die mooie ontmoeting op 7 december ook van historische betekenis.

Op grond van allerhande documenten valt straks ook voor volgende generaties nog te doorgronden waarom Sietz Leeflang als een bevoorrecht mens van ons is heengegaan.

(uitgesproken tijdens de uitvaartdienst van Sietz Leeflang op 20 december 2017 in Breskens)

Pagina 3 van 4

Website gemaakt door Timmermans Media