Auteur: Ron Lodewijks Pagina 3 van 6

Nieuwe uitbraak coronagekte met Afrika als kop van jut

Het was dezer dagen weer als vanouds in coronatijd. Een nieuwe variant en alles en iedereen slaat meteen op tilt.

En omdat die is ontdekt in Zuid-Afrika waar veel Britten naar toe reizen, was Boris Johnson er als de kippen bij om het land meteen weer in de ban te doen. Terwijl hij als allerlaatste regeringsleider de reisbeperkingen jegens Zuid Afrika pas net had versoepeld. Tegen heug en meug en onder grote druk van collega Ramaphosa.

In één adem dankte Boris de Zuidafrikanen voor de alertheid en deskundigheid waarmee zij de nieuwe variant blootgelden en die wetenschap meteen met de wereld deelden.

Deze vorm van Brits cynisme wordt hier te lande bepaald niet op prijs gesteld. De Zuidafrikaanse toeristenindustrie die sinds maart 2020 op apegapen ligt en juist komende zomermaanden weer wat perspectief ontwaarde, krijgt hierdoor nieuwe klappen. En de werkloosheid in dit land is al zo hoog.

In een misplaatste poging tot leiderschap, want zij gaat niet over reisverboden, volgde Europa’s topvrouw Ursula von der Leyen direct met haar oproep tot een algeheel Europees vliegverbod voor zuidelijk Afrika. Maar de beer was al los. Duitsland volgde de Britten op de voet en dus kon Nederland niet achterblijven. Dit zijn de drie landen waar toeristisch Zuid-Afrika het internationaal grotendeels van moet hebben.

Bitterheid

Bitterheid overheerst hier dan ook over de paardenmiddelen van de rijke landen die volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO helemaal niet helpen. Want je houdt de nieuwe variant, omikron gedoopt, in onze open wereldeconomie toch niet tegen. Hoogstens vertraag je de opmars wat. Ook dat is betrekkelijk. Omikron schijnt al sinds september onder ons te zijn, waar ook ter wereld.

Vanuit Zuid Afrika keken wij tegelijkertijd naar het onheil dat premier Rutte en minister de Jonge over besmet Nederland verkondigden. De nieuwe lockdown is een herhaling van zetten in de donkere dagen voor kerst. En dat met bijna 88 procent van de bevolking gevaccineerd!

In Zuid-Afrika is nog geen 40 procent ingeënt. Geen kwestie van schaarsheid, want de vrieshuizen puilen hier uit van de vaccins. Maar velen hebben geen trek of interesse in een (gratis) spuit. Uitzichtloze armoede maakt moedeloos.

Ook door al dat Europese machtsvertoon jegens Zuid-Afrika ontstaat de indruk dat het in dit land bepaald niet pluis is. In werkelijkheid is het hier als gevaccineerde momenteel een stuk beter toeven dan ten noorden van de evenaar.

De zomer breekt aan, het is lang licht en het maatschappelijk verkeer beweegt zich vooral buitenshuis. Gasten ontvang je in de tuin. Risico’s voor de gezondheid zijn daardoor vrij eenvoudig te beperken.

Daar komt bij dat het aantal dagelijks gemeten besmettingen in dit grote land zeer veel lager is dan in het kleine Nederland. Volgens de laatste cijfers: 3200 versus 22.000.

Toch wordt ook hier geleefd onder het juk van corona. Mondkapjes alom, binnen én buiten verplicht. Een (beperkte) avondklok. Sportwedstrijden zonder of met weinig publiek. Dunbevolkte theaters en concertzalen.

Niettemin loopt het aantal besmettingen de laatste weken snel op, aangedreven door omikron. Maar het land wordt niet meer stilgelegd zoals in 2020. Die lockdown ontaardde in een sociaal-economische ramp.

Reizigers klemgezet

Vol mededogen leven wij via de media mee met beklagenswaardige reizigers die door het botte overheidsingrijpen op vliegvelden worden klemgezet en vervolgens aan hun lot overgelaten. Voor hen geen compensatie van gedwongen uitgaven aan peperdure luchthavenhotels en exponentieel stijgende vliegprijzen voor een terugtocht.

Wereldwijd was er aandacht voor de 600 passagiers op twee KLM-vluchten uit Zuid-Afrika die na aankomst, in afwachting van hun pcr-test, langdurig op de luchthaven werden vastgehouden. Geen reclame voor de gastvrijheid van ons koninkrijk.

Benieuwd welk onheil ons straks nog boven het hoofd hangt als wij de terugtocht door het luchtruim aanvaarden. Dubbel getest mag je thans pas het vliegtuig in, na aankomst op Schiphol volgt wéér een test. Ongeacht de uitkomst volgen hoe dan ook minimaal vijf dagen thuisquarantaine onder gemeentelijk toezicht. Ook al ben je kiplekker, draag je de best beschermende mondkapjes (ffp2, ffp3), ontsmet je de handen veelvuldig en hou je de medemens op afstand. Maakt niet uit.

Maar het kan erger. Vanaf Engelse luchthavens wordt de thuiskomer standaard gedeporteerd naar een quarantainehotel voor tien dagen opsluiting op eigen kosten.

Op een Rotterdamse kade vroegen opgewonden journalisten zondagmiddag indringend aan minister Hugo de Jonge of dat bij ons dan ook niet zou moeten. Want ja, er kwamen toch maar liefst 61 van de 600 passagiers als besmet uit de prc-test tevoorschijn, onder wie 13 omikronners. Dat ging De Jonge te ver, al zitten die 61 dan wel in hotelisolatie. Gelukkig voor deze journalisten laat hij zich adviseren over verdere reisbeperkingen.

Vaderlijk

Later die dag sprak Cyril Ramaphosa de Zuidafrikaanse natie vanuit zijn presidentiële stoel op vaderlijke toon toe. Vaccineren, vaccineren, vaccinneren, luidde zijn standvastige boodschap. ‘Dat helpt echt. Wees verstandig, doe dat nou.’ Wél stelde hij enige overheidsdwang hierbij in het vooruitzicht. De opgelierde discussie hierover vertoont veel verschillen van mening.

De president haalde hard uit naar al die landen die Zuid Afrika en haar buurlanden inmiddels in de ban hebben gedaan en daarmee de toch al wankele economie van zijn land verder beschadigen: ‘ongerechtvaardigd’!

Ondertussen berichten Zuidafrikaanse huisartsen dat hun omikronpatiënten, ook niet-gevaccineerden, slechts milde klachten krijgen. Inmiddels is ook duidelijk dat British Airways weer gaat vliegen op Zuid-Afrika. KLM is dat blijven doen. Tekenen dat deze nieuwe uitbraak van coronagekte misschien snel weer wordt beteugeld.

Windmolens en veeteelt bezoedelen nalatenschap redder van de Kampina

‘Redder van de Kampina’

Zo wordt Pieter van Tienhoven nog steeds beschouwd door zijn nazaten in natuurbeschermingsland.

‘Nederlands groote natuurbeschermer’, staat gebeiteld in zijn uit keien opgetrokken grafmonument dat prijkt op een duin boven de Zandbergse Vennen. De dubbele o is veelzeggend.

Van Tienhoven (1875-1953) was een vermaard natuurbeschermer die de Vereniging Natuurmonumenten na haar oprichting in 1905 financieel en bestuurlijk op de been bracht. Het landgoed van 421 hectare dat zijn familie op de Kampinase heide bezat droeg hij over aan deze natuurbeheerder.

Destijds wist Natuurmonumenten in dit gebied ook 157 hectare bossen en vennen aan te kopen en daarmee van de ondergang te redden. Gekocht mét overheidsgeld! Dat was nog nooit vertoond.

Daarmee legde Van Tienhoven de basis voor blijvende bescherming van een bijzonder heide- en vennenlandschap, terwijl toen in de omgeving natuur alom ten prooi viel aan de landbouw. Dat de Kampina inmiddels wordt bezoedeld met stikstof uit de intensieve veehouderij, had Van Tienhoven bij leven niet kunnen bevroeden. Zienderogen vergrast de hei en verdrogen de vennen.

Verstoord wordt ook het fraaie panorama dat zich vanaf zijn grafheuvel over de heidevlakte ontvouwt. Vier indringend verlichte windturbines beroven de Kampina van een zeldzame landschappelijke kwaliteit. De einder was hier vrij van bebouwing, zo ver het oog reikte.

De machines zijn exemplarisch voor de oprukkende windmolenparken die zich als een olievlek over het Brabantse land verspreiden en waardevol landschap verpesten.

De vier turbines verrijzen boven de beboste zuidrand van de Kampina. Hoe was dit mogelijk? De zoektocht naar het antwoord begint met een rit door het buitengebied van de gemeente Oirschot. Die voert over een labyrint van geasfalteerde landweggetjes, langs een kakofonie aan bebouwing: de neerslag van jarenlang populistisch beleid waar Oirschot berucht om werd.

Vanaf de Logstebaan, de weg die zuidelijk langs de Kampina scheert, richt de blik zich allereerst op een nieuwe bedreiging voor de natuur: een megabedrijf met 19.000 biggen. Op de plek van een reeds lang ingeslapen varkensbedrijf waarvoor de oude vergunningen nog steeds van kracht zijn. Met dank aan laks overheidsbeleid en met de zegen van de Raad van State.

De hoogste bestuursrechter overrulede begin 2021 een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant die de megaveehouderij had geblokkeerd. Een triomf voor de eigenaar, de Boxtelse veehouder Johan van Hal die zijn veecomplex prompt te koop zette. Daarmee bewijzend dat hij daar zelf niet gaat boeren.

Wél begon hij aan de sloop van twee versleten stallen en groef alvast een bouwput voor de nieuwe megastal. Daar hield hij snel weer mee op. Het werk ligt al geruime tijd stil.

Het leek erop dat Van Hal met deze manoeuvre de hoofdprijs wilde binnenhalen voor Logtsebaan 2. Maar dat vlot niet erg. Begin oktober liet hij een bod van de provincie op het complex stilzwijgend verlopen.

Nog maar enkele jaren geleden weigerde het bestuur van Brabant de natuurvergunning voor de megastal in trekken, maar inmiddels wil het deze stikstoftijdbom op de Kampina graag demonteren door Van Hal uit te kopen.

Het veecomplex staat ondertussen nog steeds te koop (‘prijs op aanvraag beschikbaar’). Maar welke boer wil op deze besmette plek aan de slag? En welke bank gaat de maatschappelijk ongewenste megastal financieren? Daarom kan deze vertoning toch nog eindigen in aankoop met belastinggeld.

Langs de snelweg

Vanaf de Logtsebaan rijdend naar Spoordonk, komen de vier windturbines steeds dichterbij. Ze staan langs de A58! Oude herinneringen herleven.

Hoe zat het ook al weer?

Gebouwd in 2017 op basis van een bestemmingsplan uit 2011 waarover destijds veel te doen was. Hemelsbreed staan ze op maar liefst zeven kilometer vanaf Van Tienhovens graf. Nooit gedacht dat je juist déze turbines van zover kunt zien!

Toch blijkt dat niet verbazingwekkend. De ‘zichtbaarheid vanuit het natuurgebied Kampina’ werd destijds nauwkeurig onderzocht in de milieu-effectrapportage over het windmolenproject. De 150 meter hoge turbines domineren het landschap tot op 15 kilometer, vermeldt het rapport.

Maar het consultantsbureau dat in opdracht handelde van de projectontwikkelaar, het Duitse energieconcern RWE, bagatelliseerde de betekenis hiervan. Tot ongenoegen van de nationale commissie die namens de overheid milieurapportages beoordeelt. Dat zulke grote windturbines niet zijn in te passen in het kleinschalige en natuurrijke landschap van Groene Woud en Kampina, staat volgens haar vast.

De betrokken gemeenten Oirschot en Oisterwijk benoemen de landschapsschade uiteindelijk als een nadeel dat volgens hen evenwel niet opweegt tegen de voordelen van het windenergieproject. Voordelig zijn zeker ook de ‘duurzaamheidsbijdragen’ die RWE hen jaarlijks fourneert.

Horizonvervuiling speelde totaal geen rol in de politieke besluitvorming over de windmolens. Het lokale debat ging over de gevolgen voor de menselijke gezondheid, zoals geluidsoverlast en slagschaduw.

Geen vijfde windmolen

Opwinding hierover werd in de kiem gesmoord door af te zien van een vijfde windturbine die het dichtst bij het dorp Spoordonk was gepositioneerd. De vier machines kregen grotere rotorbladen die met elkaar meer energie produceren dan de oorspronkelijke vijf. Geen centje pijn dus voor energiereus RWE die als neventak in Nederland momenteel negen kleine windparken op land runt.

De eigenaar die zijn grond voor die vijfde molen aan RWE zou verhuren, bleef met lege handen achter. Hij ondernam nog een vertwijfelde poging om alsnog zijn recht én geld te krijgen. De Raad van State had er geen boodschap aan.

Jaren later boog de hoogste bestuursrechter zich opnieuw over het Spoordonkse windpark. Ditmaal ging het over de eis van een varkensboer uit het Oisterwijkse gehucht Heukelom om de derde turbine ’s avonds en ’s nachts stil te zetten. Zowat onder deze machine had hij vergunning voor een nieuwe veehouderij met bedrijfswoning. De boer wenste in rusttijd geen rondmaaiende rotorbladen te horen.

Hoe kon deze bizarre toestand ontstaan?

Terwijl zij het windpark al had toegestaan, werkte de gemeente Oirschot ter plaatse ook mee aan hervestiging van een Oostelbeerse veehouderij. Die moest weg uit het beekdal van de Kleine Beerze langs het landgoed Baest. De bewuste ondernemer ontving voor deze operatie een stevige reconstructiesubsidie van de provincie.

Ook Oirschot spaarde kosten nog moeite om deze verplaatsing mogelijk te maken. De nieuwe varkenshouderij kreeg een eigen toegangsweg. Daarvoor werd ruim een kilometer bebost zandpad, de Kattenbergsesteeg geofferd.

Waar het asfalt ophoudt, direct na de bedrijfspoort, vervolgt het resterende oude zandpad zijn loop richting vierde windturbine. Kun je nog zien wat er voor moois teloor ging.

De beoogde verplaatsing kwam echter niet tot stand. De Oostelbeerse veehouder ging verder als makelaar en verkocht zijn nieuwe varkenslocatie langs de A58 aan de Heukelomse boer. Daarmee werd de bedrijfswoning een obstakel voor de derde windturbine.

Maar de gemeente, Oisterwijk in dit geval, verzon een list. Op grond van ‘bijzondere lokale omstandigheden’ rekte zij de toelaatbare geluidsoverlast op, zodat de derde windturbine onbelemmerd kan doordraaien én renderen voor RWE.

En de bewoners? Ach ja, die hebben daar straks toch geen last van.

Het verkeerslawaai op één van Brabants drukste snelwegtrajecten overstemt immers grosso modo het geklapwiek van de windmolen. In bureaucratenjargon heette dit ‘maatwerk voor een unieke situatie’.

Daar trapte de bestuursrechter in Breda echter niet in. Oisterwijk had deze toestand immers zelf veroorzaakt. Vanzelfsprekend gingen gemeente en RWE in beroep bij de Raad van State. Met in de hand een rapport van opgetrommelde deskundigen die allerlei kwestieuze windmolenprojecten in den lande naliepen om aan te tonen dat de situatie bij Spoordonk toch echt heel bijzonder is.

De deskundigen winnen

En jawel, de Raad van State volgde de deskundigen en legitimeerde bij Spoordonk een slecht leefklimaat voor de mens en, niet te vergeten het dier (hier worden 4800 varkens opgehokt). Zij huizen in de vuile cocktail van snelweg en windmolen. De stikstof die deze veehouderij zelf uitstoot belast ook de Kampina.

Deze desolate plek staat daarmee in Brabant symbool voor zowel de flagrant mislukte reconstructie van de veehouderij als de dubieuze verspreiding van windmolens over delen van Brabant waar het amper waait.

Alleen al in de regio Tilburg-Waalwijk zijn, verspreid over zeven gemeenten, maar liefst tien zoekgebieden voor in totaal 50 windturbines op de kaart gezet, deels ook gebundeld met velden vol zonnepanelen.

Dat is vragen om aanhoudende moeilijkheden. Overal stappen omwonenden naar de rechter om te verhinderen dat windturbines hun leefklimaat verstoren. En met toenemend succes.

Windpark Oss geblokkeerd

Afgelopen zomer vernietigde de Raad van State in Oss het bestemmingsplan voor een windpark langs het bedrijventerrein Elzenburg-De Geer. Breekpunt hier was dat het plan niet verplicht tot afbraak van de vier molens na uiterlijk 25 jaar, als ze aan het eind van hun latijn zijn. Afbraak eist de provincie om te voorkomen dat het Brabantse landschap bezaaid raakt met windkerkhoven.

Europese milieuregels leidend

Het windpark Elzenburg-De Geer komt er straks toch, na de vereiste aanpassingen. Milieutechnisch was dit plan al in orde omdat de gemeente zich houdt aan de voorgeschreven Europese normen voor geluidhinder en slagschaduw. Die gelden nu voor alle nieuwe windparken in Nederland, in plaats van de nationale regels die slapper zijn en daarom moeten worden opgeplust. Dat bepaalde de Raad van State in een recente uitspraak waarmee zij een windpark in Delfzijl blokkeerde.

Dit ingrijpen is met gejuich ontvangen door de vele strijders tegen windmolens op land. Zij denken nu meer munitie in handen te hebben om turbines uit hun omgeving te weren.

Hoopgevend voor natuur en landschap in Brabant is het succes dat de Brabantse Milieufederatie (BMF) met haar regionale achterban recent boekte tegen het Bladelse windpark De Pals: vier windmolens langs de A67 in het natuurrijke grensgebied met België.

Vogels en vleermuizen bedreigd

De Raad van State blokkeerde dit plan in drie uitspraken die allemaal op hetzelfde neerkomen: provincie en gemeente hadden onvoldoende oog voor de beschermde natuur aan beide zijden van de grens. Die windmolens moeten maar liefst 240 meter hoog worden om boven de bomen voldoende wind te kunnen vangen. Zij bedreigen de daar levende vogels en vleermuizen.

Deze dieren worden ook al bedreigd door een aanzienlijk groter windpark dat even verderop is vergund: 11 turbines, eveneens 240 meter hoog, die op boerengrond aan weerszijden de beboste Peelsche Heide nabij Reusel omsingelen.

De twee windprojecten moeten volgens de Raad van State op hun gezamenlijke schade voor de natuur worden beoordeeld. De hoogste bestuursrechter gaat al dit extra huiswerk straks weer beoordelen.

Aan het feestgedruis waarmee het Spoordonkse windpark in 2017 werd geopend, zijn ze in Bladel en Reusel dus bepaald nog niet toe.

Twee uitgelaten burgemeesters staken toen in een tent vol juichende schoolkinderen de loftrompet over de vier windturbines die zij bestempelden als opmaat naar een duurzame samenleving.

Sindsdien draaien de machines eindeloos hun trage rondjes in de overwegend zwakke wind. Vanuit de Kampina kijk je hier tot in lengte van jaren tegenaan, het meest indringend wanneer de bomen kaal zijn.

Dit schouwspel versterkt de overtuiging dat de overheid wat beters moet bedenken om steun te winnen voor de strijd tegen opwarming van de aarde.

Hoe de rechter verstrikt raakt in het dode mus-syndroom

‘Wij wilden de ouders niet blij maken met een dode mus.’ Dat argument gebruikten veel bestuursrechters om de kant van de Belastingdienst te kiezen in het kinderopvangtoeslagenschandaal. Ouders die een beroep deden op de rechterlijke macht om hen van de financiële ondergang te redden, kwamen van een koude kermis thuis.

Volgzaamheid aan de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in dit land, woog bij de rechtbanken per definitie zwaarder dan het persoonlijk belang van ouders die door de Belastingdienst om admistratieve wissewasjes als fraudeurs werden gebrandmerkt en alle uitgekeerde toeslagen alsnog moesten terugbetalen.

Omdat deze ‘alles-of-niets-benadering’ alsmaar door de Raad van State werd gesanctioneerd, vonden de lagere rechters doorgaans dat het geen zin had om tegen deze juridische stroom in te roeien. En lieten het zelfs in zeer schrijnende gevallen afweten omdat zij bij hoger beroep van de Belastingdienst toch zouden worden teruggefloten waardoor ouders alsnog tot terugbetalen werden veroordeeld.

Recht vinden bij de rechtbank

Dit dode mus-syndroom duikt op in het rapport ‘Recht vinden bij de rechtbank’ van de Raad voor de Rechtspraak. Dat vormt de neerslag van zelfonderzoek door de rechtbanken naar hun aandeel in het toeslagenschandaal.

Bij de presentatie op 8 oktober trakteerde de Bossche bestuursrechter Maarten Verhoeven als één van de woordvoerders ons via de media op deze dode mus als beeldend kernbegrip van het rechterlijk falen.

Aan tafel bij het praatprogramma Khalid & Sophie erkende Verhoeven die avond ruiterlijk dat de rechtbanken hun oren te veel lieten hangen naar de Raad van State, ten koste van de rechtsbescherming van benadeelde burgers.

De beminnelijke en welbespraakte Verhoeven is een vooraanstaand magistraat bij de rechtbank Oost-Brabant waar in negen jaar tijd 500 uitspraken over toeslagenkwesties werden gedaan. De bezwaren van zo’n 200 ouders tegen opgelegde terugbetalingen wees deze rechtbank daarbij af. Bezien over de 11 rechtbanken die dit land telt is dat procentueel een gemiddelde score aan afwijzingen, zo blijkt uit een inventarisatie in ‘Recht vinden bij de rechtbank’.

Milieu en Gezondheid

Verhoeven is een rechter met intrinsieke interesse in de maatschappelijke betekenis van de rechtspraak. Daar maakte ik kennis mee in 2013 toen hij mij namens het Kenniscentrum Milieu en Gezondheid in Den Bosch uitnodigde voor het symposium ‘Gezondheid en het recht’.

Aanleiding hiertoe was het rapport van de Nationale Ombudsman over falend overheidsoptreden in de Q-koortsepidemie die vooral in Brabant veel slachtoffers maakte en nog steeds een open wond is in deze samenleving.

Als onderzoeksjournalist bij Brabants Dagblad heb ik de verzamelde juristen in het Bossche Paleis van Justitie toen voorgehouden dat het belang van de volksgezondheid in de veehouderij steeds manifester wordt en dat ook zij daar ter dege rekening mee moeten gaan houden.

Rechtszaken tegen uitbreiding Vion

Als pleitbezorger van Boxtelse bewoners in twee rechtszaken tegen de uitbreiding van megaslachterij Vion kwam ik Verhoeven dit jaar opnieuw tegen. De meervoudige kamer, drie rechters met een griffier, moet onder zijn leiding een oordeel vellen over bezwaren van deze burgers tegen vergunningen die de gemeente Boxtel en de provincie Noord-Brabant aan de megaslachterij hebben verleend.

Verhoeven gaat zorgvuldig te werk. Hij schakelt deskundigen in om de vergunningen op hun deugdelijkheid te beproeven. Op basis van hun beoordeling hebben hij en zijn twee collega’s het beroep tegen de gemeentelijke omgevingsvergunning voor Vion inmiddels verworpen.

Tegen deze uitspraak loopt nu hoger beroep bij de Raad van State. Die komt pas komend voorjaar aan behandeling toe. De vleesverwerkingsfabriek is al gebouwd en sinds dit voorjaar in bedrijf.

Natuurvergunning

Het tweede beroep, gericht tegen de provinciale natuurvergunning voor deze uitbreiding van Vion, nadert zijn ontknoping. Binnen een week of zes doet de rechtbank uitspraak over de bezwaren die ook de Brabantse Milieufederatie heeft gemaakt tegen verdere beschadiging van het vermaarde natuurgebied Kampina door de stikstof die de vleesverwerker uitstoot.

Tijdens de zitting die al aan dit beroep werd gewijd, gebeurde er iets bijzonders.

Verhoeven bracht de dode mus ten tonele.

Vrij vertaald zei hij: als ik u toesta om in rechte op te komen voor de natuur, word ik straks teruggefloten door de Raad van State.

Daarmee kapituleert deze rechter op voorhand voor het zogeheten relativiteitsvereiste dat is ontworpen om steeds meer burgers uit de rechtszaal te weren. Aanvankelijk alleen toegepast om belangrijke ruimtelijke projecten via de Crisis- en Herstelwet sneller door het overheidssysteem te jassen maar vervolgens algemeen ingevoerd in het bestuursrecht.

Dat laatste gebeurde in 2012 met unanieme steun van de Tweede Kamer, na een mislukte poging van SP en ChristenUnie om dit tegen te houden. Hoewel zij het relativiteitsvereiste onnodig en onwenselijk vinden – want de stroperige overheid heeft zelf schuld aan de vele vertragingen met plannenmakerij – gingen ook deze partijen met invoering akkoord.

In de Eerste Kamer stribbelde het CDA op het allerlaatst nog wat tegen. Maar minister Opstelten van Justitie was daar snel klaar mee en kreeg ook de senatoren in meerderheid achter het relativiteitsvereiste.

Waarschuwingen van de Raad van State dat hier een juridisch gedrocht wordt opgetuigd, sloegen bestuurders en parlementariërs in de wind.

Diezelfde Raad van State heeft het relativiteitsvereiste gaandeweg in praktijk als exegese ingevuld.

Blijkens zijn recente ‘overzichtsuitspraak’ kunnen rechters binnen deze strikte wettelijke regel nog van geval tot geval bepalen of en hoe een burger ‘gevolgen van enige betekenis ondervindt’ van een ontwikkeling die hij of zij bij rechter aanvecht. Dan moet deze bezwaarmaker op zijn minst in de buurt van de steen des aanstoots wonen. Een wettelijke eis die ook al geldt om juridisch erkend te worden als belanghebbende.

Wie bij rechter Verhoeven niet wil worden weggerelativeerd, moet uiterlijk op 500 meter van de Kampina wonen, zo maakte hij tijdens de zitting over de Vion-zaak duidelijk.

De deskundigen die hem adviseren hebben inmiddels nagemeten en op kaart vastgelegd dat de bezwaarmakende burger in kwestie op circa twee kilometer van dit natuurgebied huist. En bovendien vastgesteld dat ‘zij vanuit haar woning geen zicht heeft op het gebied’.

Op basis van hun rapport zal Verhoeven deze burger in zijn komende uitspraak ongetwijfeld afserveren. Zij mag niet opkomen voor het belang van de natuur. Naar haar bezwaren tegen de uitbreiding van Vion kijkt de rechter dan niet meer. Ook al zou deze bewoner gelijk hebben, zij krijgt het niet.

Een vergunning die ten onrechte is verleend, blijft op deze manier toch in stand en wordt daarmee juridisch onaantastbaar. Zo werkt ons rechtssysteem nu eenmaal.

Dat Verhoeven het relativiteitsvereiste hier zo rigide toepast is navrant, gezien het rapport van de Raad van de Rechtspraak over het toeslagenschandaal en zijn uitspraken hierover op televisie.

Is de les van dit debâcle immers niet dat rechters beter moeten kijken naar persoonlijke omstandigheden van burgers die een beroep op hen doen?

Welnu, de Boxtelse vrouw die opkomt voor het natuurbelang kan vanuit haar sociale huurwoning in het appartementencomplex Stapelen de Kampina niet zien omdat, God betere het, de slachterij van Vion pal voor haar neus staat en vandaar dit natuurgebied belast. Oorzaak en gevolg bijeen, op honderd meter van haar huis!

Deze vleesindustrie bezet een groot deel van het bedrijventerrein Ladonk dat een harde buffer vormt tussen het bewoonde gebied van Boxtel en de Kampina. Als sociale huurder kun je niet dichterbij de Kampina wonen dan in Stapelen. Omdat de Kampina van alle natuurgebieden rond Boxtel ook het dichtst bij dit voormalige klooster ligt, noemt deze bewoner dit natuurmonument met recht en reden haar geliefde achtertuin.

Deze situatie is ook goed te zien op Google maps of in de aloude topografische atlas van Brabant maar werd volstrekt genegeerd door de rechterlijke deskundigen.

Deze bewoner ontvlucht wekelijks de stank en het lawaai van Vion in de Kampina, maar wordt ook daar achtervolgd door de slachterij die haar stikstof over dit ernstig aangetaste heidegebied uitstort.

Hoeveel persoonlijk ongerief moet zij nog aantonen, meneer de rechter?

Verhoeven zou het rechtsgevoel hier niet beter kunnen eerbiedigen dan haar blij te maken met een dode mus.

Hoe dat moet staat in het rapport ‘Recht vinden bij de rechtbank’ over het toeslagenschandaal: ‘De bestuursrechter is niet gebonden aan de rechtsopvattingen van de Raad van State en moet zich vrij voelen om daarvan af te wijken als de zaak daarom vraagt en de wet daarvoor een aanknopingspunt biedt.’

Het is nu aan de rechters om deze vrijheid ook ruimhartig te gaan benutten en daarmee de broodnodige cultuuromslag te bewerkstelligen in het bestuursrecht. Dat beschermt de overheid inmiddels beter tegen de burger dan de burger tegen de overheid. Regering en parlement legden door de jaren heen het wettelijk fundament voor deze uitholling.

De rechters hebben dat effect verder versterkt door in hun uitspraken de overheid structureel het voordeel van de twijfel te geven. Het toeslagenschandaal zet dit sluipende afkalvingsproces voor het eerst voluit in de publieke schijnwerpers. Geluk bij een groot ongeluk.

De parlementaire commissie die dit schandaal onderzocht schokte de juridische elite met haar kritiek op de gemakzuchtige houding van de rechters. Die zien dat vooral als een inbreuk op de scheiding der machten waar ons staatsbestel op berust.

Om deze geest toch vooral in de fles te houden, grijpt de rechterlijke macht naar het recept van zelfreflectie. Weldra komt ook de Raad van State met een doorwrocht rapport over zijn eigen aandeel in het schandaal. Dat is de slager die achteraf zijn eigen vlees keurt. Daar wringt toch iets.

Dus blijft het de vraag of er daadwerkelijk iets verandert aan de rechtspraak in overheidsland.

Dat zal toch vanuit een zekere onafhankelijkheid beoordeeld moeten kunnen worden. Wie doet dat dan? Een precair vraagstuk waar de staatscommissie die dadelijk in opdracht van de Tweede Kamer gaat kijken naar het functioneren van onze rechtsstaat, haar tanden in zou moeten zetten.

Want de bestuursrechtspraak hangt hiërarchisch als los zand aan elkaar en is daarom zelf niet bij machte om orde op zaken stellen. Daar zijn krachten van buiten voor nodig. En die roepen ongetwijfeld tegenkrachten van binnen de rechtspraak op.

Zo’n loopgravenstrijd wordt doorgaans pas beslecht als de publieke opinie in onze hijgerige samenleving zich al lang weer opwindt over een volgend schandaal.

Voor je het weet blijkt alle opwinding over de rechtspraak de zoveelste storm in een glas water te zijn geweest. Dan zijn rechtzoekende burgers (en de natuur) pas écht blij gemaakt met een dode mus.

Dorpsuitbreiding strandt op verdonkeremanen van natuur

Lennisheuvel. Kerkdorpje aan de zuidrand van Boxtel met zo’n 500 huizen en 1500 inwoners. Enerzijds omsingeld door het opgerukte bedrijventerrein Ladonk met zijn vele vrachtverkeer en zware bedrijvigheid.

Anderzijds uitvalsbasis naar het natuurgebied de Kampina en het cultuurlandschap de Mortelen. Twee parels in het onvolprezen groene hart van Brabant die wonen in Lennisheuvel vooral aantrekkelijk maken.

Een van de eerste stenen gebouwen in het dorp was Den Eijngel, een toenmalige brouwerij annex herberg. Gebouwd in 1494 als pleisterplaats aan de handelsroute Den Bosch-Turnhout. Het monumentale pand wordt inmiddels geflankeerd door een lange rij van voornamelijk vrijstaande huizen.

Aan deze zuidrand van Lennisheuvel wordt de volgende uitbreiding met maximaal 87 woningen vastgeplakt. Tot aan de flanken van de Heerenbeekloop die ter plaatse uitmondt in de Beerze. ‘Achter den Eingel’ heet dit uitbreidingsplan van 2,5 hectare dat projectontwikkelaar Janssen de Jong vanaf 2018 met de gemeente heeft opgetuigd. Tot vreugde van de dorpsraad die zich zorgen maakt over de leefbaarheid van Lennisheuvel, waar al enige tijd niet meer is gebouwd.

De Boxtelse gemeenteraad stelt het bestemmingsplan ‘Achter den Eingel’ in april 2019 vast. Daarin enkele wijzigingen die echter niet al het verzet tegen het bouwproject indammen. Een groepje omwonenden en de vereniging Het Groene Hart blijven ontevreden en stappen met hun bezwaren naar de Raad van State.

Maar liefst 15 maanden verstrijken voordat hun hoger beroep wordt behandeld. Vervolgens duurt het nog eens 8 maanden, in plaats van de gebruikelijke zes weken, voordat de hoogste bestuursrechter uitspraak doet.

Aan alleen corona kan deze buitensporige traagheid niet hebben gelegen. Want in 2020 deed de Raad van State met vijf maanden gemiddeld vrijwel net zo lang over zo’n zaak als een jaar eerder. De slakkengang met ‘Achter den Eingel wordt in de uitspraak niet verklaard. Burgers die hun beroepstermijn overschrijden hoeven ook niets uit te leggen: zij worden zonder pardon buitenspel gezet.

Waar moest de Raad van State in Lennisheuvel nu zo lang over nadenken?

De uitspraak oogt in ieder geval simpel. Alle bezwaren tegen het bouwproject worden van tafel geveegd, op het enige harde juridische punt na. Dat is de inbreuk die ‘Achter den Eingel’ maakt op de beschermde zone langs de Heerenbeekloop, onderdeel van het Natuur Netwerk Brabant.

De provincie schrijft bij verordening voor dat zo’n natuurverbinding binnen dorpen en steden minstens 50 meter breed moet zijn (dat is 25 meter aan elke zijde) om nog enigszins te kunnen functioneren als vrije doorgangsroute voor dieren en planten. Twee wakkere omwonenden hadden opgemerkt dat ter plekke slechts maximaal 40 meter beschermd is, terwijl één bouwkavel de Heerenbeekloop zelfs tot op minder dan 20 meter nadert.

Wil de gemeente van de verplichte 50 meter afwijken dan is dat volgens de Raad van State maar op één manier mogelijk: door de natuurzone opnieuw te begrenzen. De aparte procedure die de provincie hierbij voorschrijft, werd echter niet gevolgd. Onmiskenbaar een schending van het recht, zo blijkt tijdens de zitting van september 2020. Deze bui hangt dus al geruime tijd in de lucht.

‘Diep triest’

Het vonnis dat wordt geveld aan de Haagse Kneuterdijk kan dan ook geen verrassing zijn, maar wekt lokaal niettemin verontwaardiging. ‘Diep triest’, spreekt de voorzitter van het dorpsberaad in het Brabants Dagblad van 10 juni. ‘Ik snap werkelijk niet dat 10 meter meer of minder natuurzone zwaarder weegt dan het bouwen van woningen waaraan enorme behoefte is’.

De gemeente komt in haar reactie niet verder dan een laf persbericht waarin teleurstelling wordt betoond en nader beraad over de uitspraak wordt aangekondigd. Dat is langzamerhand een gebruikelijk patroon: zodra het moeilijk wordt duiken bestuurders weg.

Terwijl de verantwoordelijk wethouder gewoon zelf tegen het journaille had moeten zeggen: ‘Vervelende uitspraak, maar de boodschap is helder. Wij willen dit snel oplossen om de natuur recht te doen en de woningbouw vlot te trekken’.

Loopje met de feiten

Ook uit moreel oogpunt zou zo’n reactie op haar plaats zijn geweest. Want het gemeentebestuur nam in 2019 bij de vaststelling van ‘Achter den Eingel’, zelf een loopje met de feiten. ‘Aan beide zijden van de Heerenbeekloop wordt een zone van 25 meter gehanteerd’, luidde het antwoord op bezwaren die daarmee ongegrond werden verklaard.

Het bestemmingsplan dat vervolgens wordt vastgesteld gaat onmiskenbaar uit van in totaal 40 meter natuur langs de Heerenbeekloop. Die is ondertussen op de schop genomen en kronkelt door het landschap. ‘Hiermee is invulling gegeven aan het provinciale beleid, ondanks dat in de verordening een grotere breedte is aangegeven’. In gewone taal: al klopt het op papier niet helemaal, we hebben het goed voor elkaar.

Dat de Verordening Ruimte op zijn minst 50 meter langs de Heerenbeekloop verplicht stelt, wordt voor de politiek verzwegen. De gemeenteraad krijgt te horen dat slechts naar circa 50 meter gestreefd hoeft te worden. Geruisloos wordt het maximum steeds verder geminimaliseerd.

Gebreken te ernstig

Pas bij de Raad van State loopt de gemeente met haar gedraai tegen de lamp. Om de onafwendbare schade te beperken, vraagt zij onmiddellijk om de fouten nog tijdens de beroepsprocedure te mogen herstellen. Maar de hoogste bestuursrechter vindt de gebreken daarvoor te ernstig en vernietigt het hele bestemmingsplan.

Uithuilen dus en opnieuw beginnen. Meer ruimte aan de natuur geven en dorpsuitbreiding overeind houden, zo luidt de opdracht. Dit wordt nu besproken met de projectontwikkelaar én de provincie, kondigt de gemeente aan.

Rol van de provincie

Dit maakt interessant om te zien welke rol de provincie speelt in het verdonkeremanen van 10 meter natuur langs de Heerenbeekloop. De gemeente heeft haar vooraf geraadpleegd over de invulling van deze zone en over de bezwaren daartegen, zo blijkt uit het bestemmingsplandossier. Concreet ligt daar echter niets van vast.

Voorheen zou over zo’n precair uitbreidingsplan als ‘Achter den Eingel’ door de provinciale planologische commissie (ppc) advies zijn uitgebracht aan het provinciebestuur. Maar de ppc werd afgeschaft en sindsdien wordt in de Brabantse polder vooral gekonkelfoesd over ruimtelijke plannen.

Geheime overeenkomst

Juist in de achterkamer legt de natuur het al vrij snel af tegen kortststondig economisch gewin. Het profijt van projectontwikkelaar Janssen de Jong met het bouwproject in Lennisheuvel, zit verstopt in zijn geheime exploitatie-overeenkomst met de gemeente. Daardoor blijft ook ongewis wat er achter Den Eingel straks wordt gebouwd. Het bestemmingsplan is een lege huls. Slechts twee bouwpercelen staan op kaart.

De Raad van State heeft met zijn uitspraak van 9 juni 2021 ingegrepen in een schimmig onderonsje binnen de krochten van de overheid waar anders geen haan meer naar zou hebben gekraaid.

Icoon Brabants poldermodel Jan Baan neemt afscheid

Hoe de rentmeester van Brabants Landschap zijn tegenstanders in hun waarde liet en veel bereikte voor natuur en landschap

Zijn afscheid van Brabants Landschap voltrekt zich vandaag, 26 mei 2021, in een historisch monument dat hij voor één euro kocht van de rijksdienst Domeinen.

Niemand wist nog raad met het verpauperde complex, maar rentmeester Jan Baan maakte van Fort Altena een recreatieve attractie. Want gunstig gepositioneerd langs de A27 ter hoogte van de bekende Merwedebrug bij Gorichem.

In dit militaire relict van de Hollandse Waterlinie zat tijdens de Koude Oorlog het geheime verzetsnetwerk Gladio verstopt. Onbegaanbaar terrein voor hem als jongen die opgroeide in het nabije Oudendijk, een dorpje in het protestants-christelijke Land van Altena.

Wél struinde hij door de natuur in de uiterwaarden van de Beneden Merwede die hij veel later als rentmeester ook in bezit van Brabants Landschap bracht. En vervolgens verrijkte door de aanleg van twee nevengeulen langs de rivier.

Deze aankoop is anekdotisch. ‘Ik was rond met de baas van Domeinen maar de acte moest nog passeren bij de notaris toen diens pensioen aanbrak. En omdat ik wist dat zijn opvolger mordicus tegen verkoop was, heb ik hem zover gekregen nog even aan te blijven om zijn handtekening te zetten.’

Dit zijn de diplomatieke gaven die Jan Baan in zijn 27 jaar als groene voorman tot icoon van het Brabants poldermodel maakte.

Hij probeerde altijd en overal – en als het moest tot het uiterste – om een vergelijk te treffen met zijn opponenten, in het belang van natuur en landschap.

Botsingen met boerenvoorman

Soms moest hij diep slikken om in gesprek te blijven. Fameus waren de botsingen met boerenvoorman Hans Huijbers die Baan bestempelde tot verrader vanwege zijn steun aan strenger provinciaal beleid dat boeren dwong hun veestallen versneld milieuvriendelijker te maken.

De furieuze Huijbers weigerde verder samen te werken. ‘Ik stond op het punt er de brui aan te geven als voorzitter van het maatschappelijk beraad over een manifest voor het buitengebied. Want ik vond: zonder boeren geen manifest’.

Na een uitputtende worsteling kwam Baan er toch nog uit met Huijbers, al was daarvoor bemiddeling nodig van commissaris der koning Wim van de Donk.

Fort Altena waar hij vanwege corona in beperkt gezelschap een punt zet achter 42 jaar Brabants Landschap, staat dus met recht symbool voor het leven van Jan Baan dat 1 juni de pensionadofase in gaat.

Een carrière als natuurbeheerder lag bepaald niet voor de hand. Als tuinderszoon leek hij voorbestemd om het bedrijf van zijn vader over te nemen, maar zijn moeder stak daar een stokje voor. ‘De tuinderij stond er niet best voor en met die last wilde ze mij niet opzadelen.’

Dus brak hij met de opvolgerstraditie binnen zijn tuindersfamilie en ging studeren aan de Hogere Bosbouw- en Cultuurtechnische school in Arnhem. Daar volgde hij de opleiding tot rentmeester.

Ruilverkaveling Sint-Oedenrode

Kersvers afgestudeerd trad Jan Baan als districtsambtenaar in dienst van Staatsbosbeheer. En kreeg later bij dit staatsbedrijf in Brabant te maken met de ruilverkaveling Sint-Oedenrode, die toen nog in het stadium van voorbereiding verkeerde.

Helder voor de geest stond hem hoe in zijn jonge jaren het kleinschalige cultuurlandschap rond Oudendijk kapot was verkaveld. Met Neerlands grootste ruilverkaveling in het Meierijse cultuurlandschap moest dat niet nog eens gebeuren!

De boerenmacht

Eenmaal in dienst van Brabants Landschap, wilde Baan verder met Sint Oedenrode en werd lid van de landinrichtingscommissie. Daar liep hij stuk op de boerenmacht die eerst de hoeveelheid beschermde natuur in agrarisch gebied uitkleedde en vervolgens achter zijn rug om de basis legde voor allerlei landschappelijke vernielingen. Dat pikte Baan niet.

Een rel was het gevolg. Er viel niets te bemiddelen. De boeren hielden voet bij stuk. Hij stemde daarom namens de natuurbeheerders tegen het ruilverkavelingsplan en stapte daarna uit de commissie.

Staatssteun

Later werd hij als directeur van Brabants Landschap de spil van een curieuze reddingsoperatie, terwijl de kavelwerken al hun vernietigende sporen door de Meierij trokken. De provincie wilde boeren daar voor landschapsbehoud gaan betalen. ‘Verboden staatssteun’, oordeelde de Europese Commissie.

‘Toen belde gedeputeerde Rüpp mij met het volgende voorstel: ‘Als jij dit met de boeren rond krijgt, stort de provincie 7,5 miljoen euro op jouw rekening om ze uit te betalen’.

En Jan Baan kréég het rond, samen met zijn kompaan Herman van Ham van de boerenbond ZLTO. ‘De financiering werd achter gesloten deuren beklonken door Provinciale Staten. Vergezeld van de boodschap: wij willen er verder niets meer van weten.’

Hij was echter zo wijs om de provincie jaarlijks te rapporteren over zijn besteding van gemeenschapsgeld aan 300 langdurige contracten met boeren voor landschapsbeheer.

‘Mijn integriteit moet boven alle twijfel verheven blijven. Daar ben ik al die jaren uiterst zorgvuldig in geweest.’

Omdat Baan als goed rentmeester het provinciegeld tegen hoge rente vastzette, kon hij dat surplus later inzetten voor landschapsbeheer in het gebied Heukelom-Moerenburg, de groene enclave tussen Tilburg en Oisterwijk. ‘Daarmee haalde ik weer andere subsidies binnen.’

Philips-golfbaan in het bos

Cruciaal voor zijn slagkracht was de rugdekking die hij in 42 jaar bij Brabants Landschap op belangrijke momenten kreeg van ‘integere bestuurders met lef’. Zo stond voorzitter Albert Klinkenbergh zijn jonge districtsbeheerder toe om de handschoen op te nemen tegen de macht van Philips. Baan vond het te gek voor woorden dat deze multinational een golfbaan mocht aanleggen in een afgebrand bos op de Spinsterberg bij Leende.

President-commissaris Henk van Riemsdijk had dit snode plan al ‘op alle niveaus geregeld: met burgemeester Hans Netten van Leende, commissaris van de koningin Dries van Agt en landbouwminister Gerrit Braks’. Niettemin wilde Baan het bestemmingsplan voor de golfbaan aanvechten.

‘Klinkenbergh raadde mij aan hiermee te stoppen. Die strijd viel volgens hem niet te winnen. Hij vreesde voor het verlies van onze geloofwaardigheid. Ik vond juist dat wij die zouden kwijtraken door de handdoek in de ring te gooien. En Klinkenbergh gaf mij de ruimte en steun.’

Het werd een klinkend succes. De golfbaan sneuvelde bij de Raad van State die zich schaarde achter het vernietigende oordeel hierover van zijn adviseur. Met genoegen zag Baan hoe de Philipsmacht haar hand in de rechtszaal overspeelde door de integriteit van deze deskundige in twijfel te trekken.

Ruit om Eindhoven

Hardnekkig en langdurig verzette Brabants Landschap zich tegen De Ruit om Eindhoven. Een snelweg dwars door het Dommeldal bij Nederwetten ligt er nog steeds niet, maar herhaaldelijk duikt het plan weer op.

Ruud van Heugten was de laatste provinciebestuurder die in 2015 zijn tanden stuk beet op de effectieve tegenlobby. Vanuit het principe dat je geen overwinning moet overdrijven, rookte Baan na afloop de vredespijp met zijn geharnaste opponent. ‘Hij zei mij niets kwalijk te nemen.’

Vreedzaam beslechtte Baan ook een dispuut met de legerleiding over medegebruik van De Regte Heide als landingsterrein voor parachutisten. ‘Wij stonden juridisch ijzersterk om daar vanaf te komen, maar die kolonels zaten er vreselijk mee. Dus laten wij ze af en toe nog wat springen op de hei.’

Zijn uitgangspunt is dat ‘ je de tegenstander altijd een kans moet geven’. Het geloof helpt hem daarbij. Ook als belijdend protestant zoekt Baan de verbinding. ‘Ik ben oecumenisch ingesteld’.

Gesprek met de bisschop

Met bisschop Gerard de Korte van Den Bosch sprak hij laatst over de noodzaak tot collectieve samenwerking om de agrarische uitputting van de aarde te stoppen. ‘De biologische diversiteit moet terug in de bodem.’ Tweehonderd Brabantse agrariërs willen omschakelen. Voornamelijk koeienboeren.

‘Behoud van de grondgebonden veehouderij is van vitaal belang voor herstel van het bodemleven. Daardoor voorkom je dat steeds meer grasland wordt geofferd aan kapitaalintensieve teelten die de grond verder uitputten.’

Dit is de kern van zijn geliefde Brabant Bodem-project. ‘Maar de boeren die meedoen moeten wel een behoorlijk inkomen kunnen verdienen. Dan moeten de supermarkten hun producten ook gaan verkopen. Ik baal als een stekker dat het Verbond van Den Bosch tien jaar geleden in de modder zakte omdat de retail niet thuis gaf. De belofte dat al het vlees in 2020 duurzaam zou zijn, bleek daardoor loos’.

Baan wil graag een nieuw begin maken. Binnenkort gaat hij langs bij Jumbo, de supermarktketen van de Brabantse familie Van Eerd.

Weidevogels

Ondertussen gaat het structureel slecht met de weidevogels. Met name de grutto is vrijwel uit het Brabantse land verdwenen. Binnenkort voorgoed?

Baan denkt van niet. ‘In de kerngebieden waar onze vrijwilligers zich samen met de boeren inzetten voor de grutto en andere weidevogels, komen veel nesten uit. Maar door de droogte van de laatste jaren, kregen kuikens te weinig voedsel om te kunnen overleven. Daardoor loopt de vogelstand terug.’

‘Het tij is te keren met goede maatregelen waardoor de grondwaterstand omhoog gaat. Ik proef dat steeds meer jonge boeren willen werken in harmonie met de natuur. Daar zit ook een ethische kant aan. Wij hebben als mens de plicht ervoor te zorgen dat in onze leefomgeving ander leven mogelijk blijft.’

De provinciale subsidie voor weide- en akkervogelbeheer vindt hij dan ook goed besteed geld. Zette zich daar zelf voluit voor in. Hij sloeg geen enkele jaaravond met honderden vrijwilligers over. Zij namen in maart afscheid van hem met de eretitel ‘meest betrokken directeur’.

Doemdenken is hem vreemd. ‘Het gaat niet alleen maar slecht met de Nederlandse natuur’, zo bestreed Baan vorig jaar met een stevige analyse in Trouw de redactionele conclusie van zijn lijfblad dat dertig jaar beleid de natuur niets heeft opgeleverd.

‘Laten wij ervoor waken dat door die toonzetting de inzet van natuurorganisaties, boeren en vrijwilligers afbrokkelt, en de overheid gaat bezuinigen op de natuur omdat al die investeringen toch niet zouden helpen”, waarschuwde hij.

Verzet tegen Henk Bleker

De tijd van Henk Bleker moet vooral niet terugkeren. Onvermijdelijk valt de naam van deze natuursloper die laatst overstapte van het CDA naar Forum voor Democratie (‘daar is hij op zijn plaats’). In zijn verzet tegen het beleid van deze staatssecretaris sprak Baan destijds grote woorden: ‘Wij leveren in Brabant geen meter van ons natuurnetwerk in’.

Gaat dat ook werkelijk lukken?

Hij is er niet gerust op.

Brabant repareerde de schade van Bleker met 400 miljoen euro eigen kapitaal, bijeengebracht door de provincie en maatschappelijke partijen. Vóór 2027 moet met dat geld nog zo’n 2000 hectare landbouwgrond voor natuurontwikkeling worden aangekocht. ‘Maar door uitvoeringsproblemen gaat het niet hard genoeg. Al te vaak krijg ik de laatste tijd uit het provinciehuis te horen dat in 2027 wordt teruggehaald wat dan niet is uitgegeven.’

De kunst van het aankopen

De kunst van het aankopen leerde Jan Baan van zijn voorganger Dolf Gijtenbeek. En dan vooral hoe je zaken moet doen met boeren. Een proces van tactvol koffie drinken aan de keukentafel, in de huid kruipen van de boer en zijn gezin, vooral niets forceren en soms heel veel geduld hebben.

Zijn inzet werd niet altijd beloond. Een kapitaal natuurproject in het beekdal van de Poppelsche Leij aan de rand van de Regte Heide bij Goirle komt alsmaar niet van de grond. Baan was akkoord met de Belgische eigenaar, baron de Jamblinne de Meux om de golfbaan op diens landgoed Nieuwkerk te verplaatsen. Ruilgrond is (nog steeds) beschikbaar maar de provincie blies vijf miljoen euro projectfinanciering af. ‘Een ambtenaar vond dat het om staatssteun gaat.’

Er wordt nu wat geknutseld aan de waterhuishouding op de golfbaan, maar om er werkelijk wat van te maken moet de grondwaterstand volgens Baan structureel met 30 centimeter omhoog. Cruciaal daarvoor is ook de medewerking van een aanpalende rundveehouder in het beekdal. Hij zou moeten verkassen of in harmonie met de natuur gaan boeren. Baan had voorzichtig het gesprek aangeknoopt, maar moest hier pas op de plaats maken.

Druk op Brabant Water

Een herkansing dient zich aan. In zijn ogen moet Brabant Water gaan meebetalen aan het Leij-project. Ter compensatie van de verdroging die het veroorzaakt door meer drinkwater uit de bodem te halen met zijn Tilburgse pompstation Gilzerbaan, kilometers noordelijker langs de Leij. Brabants Landschap voert de druk op met zijn bezwaar tegen de provinciale vergunning die het drinkwaterbedrijf hiervoor nodig heeft.

Baan beroept zich op de bestuurlijke afspraak tussen het drinkwaterbedrijf en de provincie dat hier ruimhartig gecompenseerd gaat worden. ‘Wordt dit niet waargemaakt, dan kan Brabants Landschap de vergunning bij de rechter aanvechten. Een stevige stok achter de deur.’

Gouden tijden voorbij

Hij kwam aan het bewind tijdens de gouden tijden, toen met overheidsgeld hele boerderijen en complete landgoederen konden worden aangekocht. Als rentmeester vijzelde hij het natuurbezit van Brabants Landschap met 7500 hectare op naar bijna 19.000 hectare. Maar sinds 2012 is de spoeling stevig verdund. Alleen de aanschaf van tot natuur bestemde landbouwgrond wordt voortaan gesubsidieerd. Voor Brabants Landschap komt er hooguit nog 700 hectare bij.

De kans bestaat echter dat de Stichting Het Noordbrabants Landschap al haar subsidieerde natuurbezit binnen afzienbare tijd moet afstaan. Op last van de rechter bekijkt de Europese Commissie opnieuw of hier sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Het Brussels vuur werd nationaal ontstoken door landgoedadel uit wraak tegen de gesubsidieerde ‘natuurmaffia’ met wie zij in onmin leeft.

Jan Baan poogde afgelopen jaar de gemoederen wat af te koelen, maar van enige toenadering tussen de strijdende partijen is nog steeds geen sprake.

Hoe gaat dit aflopen voor Brabants Landschap?

‘In het ergste geval worden onze gronden eigendom van de provincie en blijven wij die natuur vervolgens beheren. Dan krijgt Brabants Landschap de positie van Staatsbosbeheer. Dat zou ik vreselijk vinden. Want juist het particulier eigendom blijkt nog steeds een gouden greep in het natuurbeheer.

Ik verwacht echter niet dat het zover komt.’

Vion bouwde met watertorens zijn boven de wet-monument

Over smaak valt niet te twisten. Ook met deze dooddoener in het achterhoofd valt moeilijk vol te houden dat de twee reusachtige wateropslagtanks die recent verrezen in de Boxtelse spoorzone tot de monumentale wonderen van deze tijd mogen worden gerekend.

De afzichtelijke torens verrijzen boven het massieve complex van de Vion-slachterij waar evenmin veel architectonische tijd en energie aan is verspild.

Dit is het treurige visitekaartje van Boxtels zuidelijke entree. Een affront voor het oog van de toevallige passant en groene recreant, maar helemaal voor de pechvogels met permanent uitzicht op de 20 meter hoge torens.

Dat zijn de 90 huishoudens die op 150 meter wonen van de slachterij met al het andere ongerief dat deze mastodont voor hun welbevinden veroorzaakt.

Positief advies

Maar hun werkelijkheid is niet die van de regionale welstandscommissie. Zij meent dat ‘de silo’s passen bij het industrieel karakter van het gebied en van de bedrijfsmatige uitstraling van het perceel’, zo valt te lezen in het positieve welstandsadvies over het geniale ontwerp van architectenbureau Bessels uit het verre Twello.

Kennelijk was in Brabant geen ontwerper te vinden die kon voldoen aan de hoogste eisen van welstand die de gemeente Boxtel sinds 2016 stelt aan het bedrijventerrein Ladonk dat voluit wordt gedomineerd door Vion met zijn transportbedrijf Distrifresh.

Want de lat ligt hoog, zo lezen wij in de toelichting. Ladonk valt namelijk onder de bijzondere toetsing van het hoogste niveau waar de welstandscommissie zich bij haar beoordeling van bouwprojecten op moet baseren.

‘Deze toetsing houdt in dat de gemeente de bijzondere kwaliteiten van het bedrijventerrein wil behouden en/of verbeteren, ofwel een gebied met bijzondere kwaliteiten wil realiseren’. Dat liegt er dus niet om.

Dat de watertorens deze zware ballotage hebben doorstaan, geeft toch wel aan hoe serieus de architect en welstandscommissie zich van hun taak hebben gekweten. Van het Vion-complex viel immers toch al geen chocola meer te maken.

Of en hoe de uit haar krachten gegroeide veehouderij annex slachterij – ooit overgewaaid uit Eindhoven omdat zij daar te veel stonk – nog enigszins valt in te passen in het fraaie achterland van Dommel en Stapelen, is al lang niet relevant meer.

Daar hoeft de welstandscommissie van de gemeente niet eens naar te kijken en dat deed zij dus ook niet. De tijd van adviezen buiten de beleidskaders, oftewel het gebruik van gezond verstand, ligt ook in welstandsland ver achter ons.

Paarlen voor de zwijnen

Zou de commissie wél over haar eigen schaduw zijn heengestapt, dan waren dat toch paarlen voor de zwijnen geweest. Want die torens stonden er al voordat de vergunning hiervoor was verleend.

Door de berichtgeving hierover in Brabants Dagblad bleef dat niet onopgemerkt.

Dat Vion in het geheel niet van zins was om te wachten op de vergunning en welbewust op eigen houtje aan de gang ging, blijkt uit de feiten die naar voren komen in het vergunningsdossier.

De watertorens werden op een zaterdagochtend met zwaar materieel aangevoerd en geplaatst op een betonnen fundering die rust op 24 palen.

Deze constructie moet bestand zijn tegen 20.000 kilo staal, gevuld met een half miljoen liter afvalwater. Dat is geen kinderspel.

Stak de vleesreus hier met voorbedachte rade zijn middelvinger op richting een onmachtige gemeente of stond het bevoegd gezag dit boven de wet-gedrag oogluikend toe? Dat zal vermoedelijk de vraag blijven.

Opmerkelijk is ieder geval wél dat het oorverdovend stil bleef vanuit de bestuurskamer ten gemeentehuize over dit strafbare feit.

Als die torens onverhoopt door hun fundering zakken omdat die niet blijkt te deugen , dan ligt in ieder geval de dader op het kerkhof. Verkeerde berekeningen, verkeerde uitvoering, wie zal het nog zeggen?

De vergunning die werd verleend als mosterd na de maaltijd, schrijft desondanks voor dat de gemeente dit alles vooraf en tijdens de bouw moet controleren.

Wie houdt nu wie voor de gek?

En waar was al die haast toch voor nodig? Waarom kon Vion niet wachten op de vergunning die zonder twijfel zou afkomen?

In de vergunning staat dat de torens ’s nachts het water moeten opvangen waarmee de nieuwe vleesverwerkingsfabriek wordt schoongemaakt. Dat is de grote hal die zonder natuurvergunning middenin de stikstofcrisis werd gebouwd. Openlijk toegestaan door de provincie. De rechtbank in Den Bosch moet over de houdbaarheid van deze vergunning nog een oordeel vellen.

De vleesverwerking ter plekke is inmiddels een maand in bedrijf, getuige een foto van Vion-makelij die het Brabants Dagblad 7 mei afdrukte ter illustratie van een paginagroot verhaal over dit nieuwsfeit. Kennelijk wordt daar nu mondjesmaat schoongemaakt, want de watertorens zouden nog moeten worden aangesloten op de hal.

Afvalwater slachterij

In dat artikel maakt Vion evenwel duidelijk dat ‘de tanks niets met de nieuwe hal te maken hebben’. ‘Ze gaan puur om het afvalwater van de slachterij’, citeert de krant de bedrijfswoordvoerder.

Dat klinkt logisch, ook bezien vanuit duurzaam waterverbruik. Want structureel een half miljoen liter kostbaar grondwater verkwisten aan alleen het schoonspuiten van één hal, getuigt niet van enig besef over de ernstige verdroging die te velde in Brabant heerst.

Maar de nieuwe werkelijkheid van Vion is wél in flagrante tegenspraak met de recent verleende vergunning die is gebaseerd op wat het bedrijf zelf aan informatie heeft aangeleverd.

Daarin houdt het gemeentebestuur ons voor dat er sprake is van ‘relatief schoon afvalwater, afkomstig van schoonmaakwerkzaamheden in de vleesverwerking’. ‘Dat bevat dus geen bloed, mest en dergelijke.’

Als de wateropslagtanks ’s nachts worden ontlucht ruik je daar vrijwel niets van, bezweert het bevoegd gezag.

Maar afvalwater uit de slachterij is van een geheel andere samenstelling. Dat stinkt als de hel, zo zullen omwonenden straks merken als bij zuidwestenwind de pure Vion-lucht hun slaapkamers binnendringt. Dan ben je opeens klaarwakker.

Vergunning en woordvoering spreken elkaar dus tegen. Wat is nu waar?

Laat ik een voorspelling wagen. In geval van hernieuwde publieke opwinding verklaart Vion bij nader inzien dat de woordvoerder zich ongelukkig heeft uitgedrukt, dan wel verkeerd is begrepen. En anders zwijgt men deze alternatieve interpretatie van de papieren werkelijkheid gewoon dood, op weg naar de volgende leugen.

De watertorens kunnen we alvast koesteren als monumenten van de in Brabant nog steeds manifeste boven-de wet-cultuur die wordt gedicteerd door macht en invloed.

Ondertussen is het volgende Vion-hoogtepunt al weer in de maak: een schoorsteen van 40 meter die de vuile slachterijlucht in hogere sferen moet brengen.

‘Vion geeft hiermee het verkeerde voorbeeld’

(Burgemeester van Boxtel Ronald van Meygaarden tijdens de gemeenteraadsvergadering van dinsdag 20 april 2021)

Geachte leden van de raad,

‘Uw lid mevrouw Bemelmans heeft ons college gisteren gevraagd of er handhavend moet worden opgetreden tegen twee waterbuffertanks die slachterij Vion afgelopen weekeinde illegaal heeft neergezet.

Wij doen ons best om haar vraag morgen schriftelijk te beantwoorden, maar ik vind het belangrijk om daar nu tijdens deze vergadering toch iets over te zeggen, al doorbreek ik daarmee het protocol.

Morgen staat er ongetwijfeld van alles in de krant over nieuwe onrust rond Vion en dan weet nóg niemand wat wij als bestuurders hiervan vinden. Dat is niet handig, juist omdat ik als burgemeester van Boxtel een stevige opvatting heb over deze kwestie.

Maar eerst even de feiten. De watertanks staan er inderdaad zonder vergunning. Wél is een aanvraag hiervoor ingediend maar die wordt nog door mijn ambtenaren bekeken.

Vion had die tanks dus niet mogen neerzetten en dat heb ik de directie ook in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt. Het grootste bedrijf binnen onze gemeentegrenzen geeft hiermee het verkeerde voorbeeld. En ook nog eens op een pijnlijk moment. Want wij worden de laatste tijd overstelpt met aanvragen voor bouwvergunningen, terwijl veel van mijn ambtenaren momenteel zijn uitgeschakeld vanwege corona.

Al die burgers moeten daardoor langer wachten op hun vergunning dan gebruikelijk en dat is heel vervelend. Als zij het voorbeeld van Vion zouden volgen en ook maar alvast aan de slag gaan, is het eind zoek. Dan wordt het wild-west in onze gemeente.

Ik wijs er overigens op dat bouwen zonder vergunning ook een strafbaar feit is. Als ik daartegen proces verbaal laat opmaken, wordt strafvervolging mogelijk. Dat is een zwaar middel en het is niet mijn stijl van besturen om dat lichtvaardig in te zetten.

Ik doe liever een moreel beroep op een ieder binnen onze gemeenschap om zich aan de regels te houden.

In het geval van Vion passen de watertanks in het bestemmingsplan en kunnen ze dus in beginsel vergund worden. In de richting van mevrouw Bemelmans zeg ik dat wij die tanks dus niet kunnen laten weghalen omdat ze te legaliseren zijn.

Ik wil deze gelegenheid meteen ook aangrijpen om te benadrukken dat wij ambtelijk al geruime tijd grote inspanningen verrichten om te bereiken dat de overlast van Vion op de omgeving tot een eind komt, zoals uw raad ons college heeft opgedragen.

Dit is een traject van nog enige jaren en daar helpt een incident als afgelopen weekeinde bepaald niet bij.

Gelukkig ziet de directie van Vion dat ook in en heeft zij mij verzekerd dat zoiets niet meer zal gebeuren. Het bedrijf wacht nu dus met verdere werkzaamheden tot wij de vergunning voor de watertanks definitief hebben verleend.

Wat mij betreft is de kous daarmee af en gaan wij opgewekt verder.’

(deze toespraak hád burgemeester Van Meygaarden kunnen houden. Dat deed hij niet. De vragen van het raadslid Mirjam Bemelmans (PvdA/GroenLinks) werden een dag na de raadsvergadering schriftelijk beantwoord. De burgemeester stond ook de pers hierover niet te woord)

Burger afgeserveerd, wetsovertreder vrijuit

Open brief aan de directeur der Omgevingsdienst Brabant Noord

Geachte heer Lenssen,

Afgelopen dinsdag diende voor de rechtbank Oost-Brabant het beroep tegen de natuurvergunning die u als ODBN-directeur namens Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in 2020 heeft verleend aan het vleesverwerkingsconcern Vion in Boxtel.

Ik heb daar geprobeerd de belangen te verdedigen van een Boxtelse natuurliefhebber die zeer bezorgd is over de teloorgang van het natuurgebied Kampina. En ik moet u zeggen: dat viel niet mee. U had er in de voorbereidende schermutselingen op aangekoerst ons juridisch af te serveren en de rechtbank maakte van dat huiswerk tijdens de zitting dankbaar gebruik.

Uw medewerkers waren zo scherp van geest geweest om de afstand te meten tussen de woning van ‘appellant’ en de Kampina. Vervolgens grasduinden zij wat in uitspraken van de Raad van State en trokken daaruit de eenvoudige conclusie dat ‘appellant’ te ver van de Kampina af woont om een persoonlijk belang te hebben bij het welzijn van dit natuurgebied. En klaar was Kees.

Dus ging u verder ook maar voorbij aan de argumenten die ‘appellant’ had ingebracht tegen de door uw dienst verrichtte prestaties bij het verlenen van de vergunning. Dat was overigens geen verrassing, want dat deed u ook al voordat wij elkaar in de rechtszaal troffen.

Ter zitting kon ik verder praten als brugman, maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt uw heldendaad beloond en zal de rechtbank ‘appellant’ buitenspel zetten. Die slag heeft u alvast binnen.

Maar vanwaar toch deze ijver? Was u wellicht bevreesd dat de rechtbank even zou zijn vergeten dat het bestuursrecht in dit land niet is opgetuigd om de burger te beschermen tegen de overheid maar om de overheid te beschermen tegen de burger die probeert zijn recht te halen? Wilde u daarom de voorzienigheid een handje helpen om daarmee de natuurvergunning van Vion over de eindstreep te trekken?

Want het moet gezegd dat ik onder de indruk ben van alle moeite die u zich tot dusver, in eendrachtige samenwerking met Vion, heeft getroost om de rechtbank ervan te overtuigen dat het wel snor zit met deze vergunning.

Kort voor de zitting kwam u nog met de verpletterende vondst dat Vion voor de vleesverwerkingsfabriek helemaal geen natuurvergunning nodig heeft, zoals u eerder ook al beweerde.

Deze ijver legde u echter niet aan de dag toen ik op 17 oktober 2019 een van uw medewerkers er per mail op attendeerde dat Vion al met de bouwwerkzaamheden was begonnen, terwijl de aanvraag voor de natuurvergunning nog liep.

Omdat antwoord uitbleef heb ik 1 november opnieuw om een reactie gevraagd. ‘Als u hier zelf verder niets mee doet, dan hoor ik graag van u waar ik dán moet zijn om dit aan te kaarten’, voegde ik daaraan toe.

Taal noch teken.

‘Provincie laat Vion begaan met uitbreiding’, las ik vervolgens op 21 november 2019 in de krant. Want volgens de ODBN was er concreet zicht op het verlenen van de vergunning op korte termijn, zo vermeldt het artikel. En dus werd er niet opgetreden.

Zeven dagen later meldt uw dienst aan Vion niet te kunnen beoordelen of de ‘gevraagde vergunning al dan niet kan worden verleend’. Daarvoor moest eerst een reeks aanvullende gegevens op tafel komen aan de hand waarvan pas een oordeel kon worden gevormd. Deze brief trof ik recent aan in het rechtbankdossier.

De vergunning kwam af op 14 juli 2020. De bouw was toen al negen maanden op stoom! Hoezo korte termijn?

De enige conclusie die ik uit deze onthutsende feiten kan trekken is dat u de bouw had moeten stilleggen totdat vergunning was verleend. Door dit na te laten, plaatst u Vion boven de wet en maakt u rechtsbescherming tot een farce.

Natuurlijk kunt u aanvoeren dat het er nu eenmaal zo aan toe gaat bij het verlenen van vergunningen en in de rechtspraak. Dat er niets nieuws onder de zon is. Dat het al tientallen jaren zo gaat op basis van bestendige wetgeving en praktische souplesse en dat het daarom zo hoort. Dat het erom gaat dat alles op papier klopt. Dat je dan vervolgens niet meer hoeft te kijken naar de soms barre werkelijkheid.

En daar heeft u dan nog gelijk in ook. Wie thuis is in overheidsland en vaker met de bestuursrechter in aanraking komt, weet dat het inderdaad zo werkt.

Bestendig is ook: wie geld, macht en invloed heeft, komt weg met illegaal gedrag. Maar wie te goeder trouw handelt en minder te verteren heeft, kan zomaar onbarmhartig worden gestraft. Dat heeft het schandaal met de kinderopvangtoeslagen wel geleerd. Geen wonder dus dat het vertrouwen van burgers in de overheid zoekraakt.

Op zaterdag voor de rechtszitting van dinsdag plaatste Vion zonder vergunning twee reusachtige watertanks ten bate van de inmiddels kant en klare vleesverwerkingshal. Toeval? Laat mij niet lachen.

Met dit alles voor ogen was ‘appellant’ dinsdag dan ook behoorlijk ontdaan door de behandeling die haar ten deel viel in de rechtszaal waar zij vóór de Vion-zaak nog nimmer een voet had gezet. En waar zij meteen weer werd afgeserveerd, op uw initiatief heer Lenssen.

Hoort dat de taak te zijn van een overheidsdienst als de uwe? Kunt u uw kostbare tijd niet beter besteden? Liggen er niet nog honderden aanvragen voor een natuurvergunning op de plank, zoals uw vertegenwoordiger ter zitting aangaf?

Om te voorkomen dat wij na deze treurigheid weer gewoon over gaan tot de orde van de dag en alles blijft zoals het was, schrijf ik deze open brief. Die publiceer ik op mijn weblog beterinbrabant.nl. En omdat u in opdracht handelt van Gedeputeerde Staten, gaat er tevens een afschrift naar de Commissaris van de Koning.

Met vriendelijke groeten,

R. Lodewijks

Superbestuurder Lambert Verheijen zegt polderend Brabant met moeite vaarwel

‘Kijk, ik begin hier niet aan om voor de komende 19 jaar gedeputeerde van Brabant te zijn’, sprak Lambert Verheijen toen hij in 1992 namens de PvdA in de voetsporen trad van Rein Welschen.

Als provinciebestuurder voor milieu, natuur en landschap moest hij vooral gaan uitvoeren wat Welschen in vijf jaar aan organisatie uit de grond had gestampt.

Die 19 jaar heeft Verheijen inderdaad niet gehaald maar hij kwam een heel eind in de buurt en werd de langszittende milieugedeputeerde van Nederland.

Na bijna 13 bestuurlijke jaren in het provinciehuis, trad hij begin 2005 aan als dijkgraaf van het waterschap Aa en Maas.

En vandaag, 22 april 2021 trekt de inmiddels 66-jarige Verheijen na 16 jaar de deur van zijn directiekamer voor het laatst achter zich dicht. Als Neerlands langszittende dijkgraaf gaat hij met pensioen.

‘Ik vertrek met gemengde gevoelens, want dit is de mooiste baan die je kunt hebben’, kondigde hij afgelopen zomer zijn afscheid publiekelijk aan.

Moeite met weggaan

Als gedeputeerde had hij ook al moeite met weggaan. Tot ieders verrassing keerde Verheijen na de Provinciale Statenverkiezingen van 2003 terug op zijn post, hoewel hij eerder had besloten dat het mooi was geweest. Twee jaar nog deed hij zaken met Paul Rüpp, de nieuwe sterke man van het CDA die meteen aan het toen kersverse streekplan wilde gaan morrelen.

Dat Verheijen het bijna 30 jaar in politiek-bestuurlijk Brabant zou volhouden, viel allerminst te voorzien. Aanvankelijk bestuurde hij vooral op inhoud volgens het eigen PvdA-kompas. ‘Oom Lambert legt zijn neefjes nog één keer uit hoe het werkelijk zit’, spotte een statenlid eens.

Maar gelijk hebben is in de Brabantse machtsverhoudingen iets anders dan gelijk krijgen. Dat bleek hem in de jaren negentig toen hij al streed tegen verdroging van de Brabantse natuur. Net als zijn voorganger Welschen wilde Verheijen het gebruik van grondwater terugdringen, en dan met name de beregening van grasland. Dat stuitte op fel verzet van de boerenmacht, waardoor hij het politiek niet voor elkaar kreeg.

Om zijn doel toch te bereiken, maakte hij afspraken met boeren om voortaan ‘op maat’ te gaan beregenen én oppervlaktewater langer vast te houden. In allerlei sloten rond weilanden en akkers kwamen gesubsidieerde stuwtjes met verschuifbare houten schotten.

Nieuwe natuur op de kaart

Het op kaart vastleggen van 30.000 hectare landbouwgrond bestemd voor de ontwikkeling van nieuwe natuur werd één van zijn grootste bestuurlijke klussen. Daarvoor moest hij wantrouwen en tegenstand onder boeren trotseren. Drie jaar lang zocht hij ze overal in Brabant op. Negentig keer trad hij op in overvolle cafés, waarbij het er soms heftig aan toe ging. Bij Galder reden tractoren zelfs zijn auto klem.

Met deze tegenstand ging hij praktisch om. Poogde bij het begrenzen van al die percelen zowel de natuur het meest te dienen als de boeren het minst te schaden. Dat werd een intensief proces van schipperen met hectares. Daarmee hield Verheijen onvrede beheersbaar.

In zijn jaren bij het waterschap plukte hij de vruchten van zijn toenmalige inspanningen. Met aanleg van grootse natuur in de uiterwaarden van de Maas, zoals bij Keent.

Brabants poldermodel

Zo werd Lambert Verheijen een organisch onderdeel van het Brabants poldermodel. In dat overlegcircuit proberen sleutelfiguren in de wereld van de landbouw, milieu- en natuurbescherming en het water tot zaken te komen met elkaar en met het provinciebestuur over plattelandsontwikkeling.

Bij het waterschap Aa en Maas ging de dijkgraaf polderend door waar hij als provinciebestuurder ophield. In deze tak van sport werd hij daardoor de bestuurder met de meeste dienstjaren. Samen met Jan Baan, de rentmeester van Brabants Landschap die nu ook met pensioen gaat.

Afspraken van Cork

Met hun vertrek verdwijnen ook de laatste nog acterende bestuurders die in de zomer van 2003 op werkbezoek in het Ierse Cork met elkaar in de slag gingen over de reconstructie van het Brabantse buitengebied.

Baan beschreef achteraf hoe gedeputeerde Verheijen in het heetst van de strijd toch nog een brug wist te slaan tussen landbouw en natuur. Dat resulteerde in afspraken om de zogeheten natte natuurparels tegen verdroging te beschermen. Binnen zones van 500 meter rond deze natuurgebieden zouden daarover afspraken moeten worden gemaakt met boeren.

Maaswater de Peel in

Als dijkgraaf moest Verheijen dit akkoord van Cork handen en voeten zien te geven in de Peelvenen, de natte natuurparels van internationale allure in het territorium van Aa en Maas. Met deze berenklus is hij 16 jaar bezig geweest. Verdere uitdroging van het hoogveen wordt al sinds jaar en dag bestreden door water uit de Limburgse Maas via bestaande kanalen diep het gebied in te laten stromen.

Verheijen begon daarmee toen hij nog gedeputeerde was en onder zijn bewind als dijkgraaf is dit infuus met rivierwater van matige kwaliteit inmiddels van levensbelang geworden voor de Peelreservaten, zolang de grondwaterstanden in de agrarische randgebieden structureel te laag blijven voor natuurbehoud

Natuurproject Leegveld

Ten westen van de Deurnesche Peel is echter een duurzame verbetering in de maak. Daar wordt 365 hectare landbouwgrond omgevormd tot natte natuur. Dat is het project Leegveld waar tientallen miljoenen euro’s in omgaan. Hierdoor moet ook de Peel natter worden.

Vijf complete boerderijen zijn inmiddels overheidsbezit en van nog eens 16 eigenaren wordt grond gekocht.

Drie maanden voor Verheijens vertrek, haalde het projectplan Leegveld van waterschap Aa en Maas de eindstreep. De Raad van State wees half januari vrijwel alle bezwaren van boeren en burgers tegen dit natuurproject van de hand.

Zonder de veteraan Verheijen moet polderend Brabant nu verder de oprukkende klimaatcrisis te lijf. Dat wordt er niet makkelijker op. De natuur op de hogere zandgronden verdroogt zienderogen wanneer het weken achter elkaar niet regent. Dat boeren, maar ook burgers, juist dan drastisch meer grondwater gebruiken, vergroot de ellende.

Meer water vasthouden

Om deze fatale kringloop te doorbreken, pogen de waterschappen in natte periodes meer water vast te houden. Hun stuwen in beken en sloten stonden deze winter hoger afgesteld dan voorheen. En daar moet elk jaar een tandje bij om te bereiken dat het grondwater in 2027 gemiddeld 10 centimeter richting het aardoppervlak stijgt. Onvoldoende voor natuurherstel, zeker bij aanhoudende droogte, maar in polderend Brabant het maximale haalbare.

Beregenen op volle kracht

Verheijen kent ook als geen ander de achilleshiel van deze aanpak: is in het prille voorjaar het land te nat (lees: onbegaanbaar) voor de boer, dan moet de stuw omlaag of anders schadevergoeding worden betaald. En in droge tijden kan de boer blijven beregenen met gratis grondwater. Maïsteler, akkerbouwer, boomteler en tuinbouwer mogen oppompen wat zij willen. Alleen beregening van grasland kan tijdens hoogzomer worden verboden. Dat gaat thans wat eenvoudiger dan voorheen. Maar daarmee is de koek voorlopig wel op. De boeren willen onder geen beding voor het grondwater gaan betalen.

Verheijen zal er na 22 april niet meer tegenaan polderen. De geboren en getogen Eindhovenaar woont al enige jaren over de provinciegrens in Gelderland. Dat blijft zo nu hij in de omgeving van Nijmegen een huis met veel natuurgrond betrekt.

Afscheid van Brabant

Afscheid van Brabant en tijd voor andere dingen in het leven. Geen gereis meer naar het waterschapskantoor, onder de rook van het provinciehuis alwaar hij deskundige ambtenaren in waterzaken zag vertrekken naar het bedrijfsleven. En weer zag terugkeren om een nieuw provinciaal waterplan te fabriceren. Waarin het provinciebestuur in zijn ogen niet doorpakt om de verdroging te bestrijden.

Tot zijn ongenoegen slingeren politiek en bestuur te vaak op en neer met de waan van de dag. Zie eens hoe ‘Den Haag’ de volkshuisvesting en ruimtelijke ordening verwaarloosde. Nu er woningnood heerst, zijn ze nationaal wakker geworden. En moeten we weer betaalbaar gaan bouwen, terwijl er nauwelijks nog bouwgrond in gemeenschapsbezit is. Weggekaapt door projectontwikkelaars. Verheijen ziet het hoofdschuddend aan.

Voor het laatst kan hij vandaag vanuit zijn werkkamer nog genieten van het overminderd wijdse uitzicht op Den Dungen. Met op de voorgrond de Kloosterstraat langs de A2. Een bevroren bouwlocatie van Den Bosch waar gedeputeerde Verheijen destijds voorstander van was. Hij suggereerde zelfs nog om het geplande bedrijventerrein Wijkevoort langs de A58 bij Tilburg weg te strepen tegen de Kloosterstraat.

Maar het loopt anders. Wijkevoort wordt doorgezet, en de Kloosterstraat is thans in beeld voor waterberging. In geval van nood verdwijnt deze polder dan onder water, zodat Den Bosch het droog houdt.

Verderop in de Vughtse Gement en het Vlijmens Ven is zo’n overstromingsgebied al ingericht. Onder regie van dijkgraaf Verheijen. Reikend tot aan de voet van de beruchte Gementweg die na heel veel gedoe uiteindelijk tegen de stadsrand van Den Bosch werd gelegd. Als provinciebestuurder steunde hij destijds een tracé dat verder de polder in reikte en ruimte schiep voor stadsuitbreiding. Een vergissing, erkende hij later. Gelukkig verijdeld door de Raad van State.

Eerste Kamer

Verheijens brede kijk op de samenleving manifesteerde zich ook in zijn bijbanen. Vier jaar was hij namens de PvdA lid van de Eerste Kamer. Daar uitte hij in 2017 grote zorgen over de Omgevingswet. Een mega-operatie die het voor burgers eenvoudiger zou moeten maken om vergunning te krijgen, maar in vooral kleinere gemeenten rampzalig dreigt uit te pakken omdat hun computersystemen daar niet op berekend zijn.

De Eerste Kamer bepaalde inmiddels dat de Omgevingswet pas mag worden ingevoerd als dit probleem is opgelost. Zover is het nog steeds niet.

Wat hem betreft gaat tijdens de kabinetsformatie een streep door deze wet. ‘Want die tast de rechtspositie van burgers aan en draagt niet bij aan herstel van vertrouwen in de overheid na de toeslagenaffaire.’

Schaliegas

Grote zorgen maakte Verheijen zich ook over de milieurisico’s van schaliegaswinning. Hij leidde in 2013 een landelijke commissie van milieudeskundigen die het kabinet adviseerde om serieus werk te maken van duurzame energie als haalbaar alternatief voor schaliegas.

Daarmee steunde Verheijen cs het brede maatschappelijke verzet tegen gasboringen die vooral Brabant zouden treffen. Als insider wist hij dat in Den Haag een scenario circuleerde om in Het Groene Woud schaliegas te gaan winnen. Dat bleek te zijn uitgedokterd door de beruchte Amerikaanse multinational Halliburton, in opdracht van het staatsbedrijf Energiebeheer Nederland (EBN).

Het Brabants Dagblad spoorde dit rapport bij EBN op en bracht in beeld hoe de schaliegasindustrie Brabants groene hart tussen Den Bosch, Tilburg en Eindhoven een kwart eeuw lang zou gaan koloniseren. Onder grote politieke druk werd dit gevaar bezworen. Schaliegas verdween volledig uit beeld.

Als lid van de Veiligheidsregio Noordoost-Brabant zat Verheijen namens Aa en Maas ook met zijn neus bovenop de coronacrisis. En zag daar burgemeesters worstelen met handhaving van de openbare orde.

Geen burgemeester

Verheijen zag zichzelf vooral als burgervader toen hij in 2002 solliciteerde in Helmond. Maar de gemeenteraad verkoos met nipte meerderheid de CDA-er Fons Jacobs tot burgemeester. Die rookte in 2010 een zware pijp toen hij met zijn vrouw moest onderduiken na ernstig te zijn bedreigd door Helmondse drugscriminelen.

Lambert Verheijen bleef aldus vooral bestuurder onder de bestuurders. En een vaderfiguur voor zijn vier zonen.

.

Toeslagenaffaire benadrukt: rechter beschermt burger niet meer tegen de overheid

Televisierechter mr. Frank Visser wond er laatst in het praatprogramma Op1 geen doekjes om.

‘Het bestuursrecht is er in dit land niet om de burger te beschermen tegen de overheid, maar om de overheid te beschermen tegen de burger.’

‘Het was eigenlijk omgekeerd bedoeld, maar pakte anders uit’, schaterlacht hij tegen presentatrice Carrie ten Napel over haar achteloze vraag of ‘je als burger kans maakt tegen een gemeente’. Nee dus. Althans niet in de rechtszaal. Alom verbazing aan de gesprekstafel.

Visser spreekt voor zichzelf, zegt hij er in alle vrolijkheid nog wel even bij, om zijn collega-televisierechter Reinier Groos uit de wind te houden. Groos kijkt wat ongemakkelijk. Hij is van beroep raadsheer bij het Gerechtshof in Den Haag. En moet dus oppassen. Maar als voormalig kantonrechter staat Visser buiten de besloten wereld van de rechtspraak waar je de vuile was niet behoort buiten te hangen.

Dat laatste ondervond Twan Tak veel eerder aan den lijve. Na tientallen jaren empirisch onderzoek naar het functioneren van de bestuursrechtspraak, was hij tot de barre conclusie gekomen dat ‘Nederland zich geen rechtsstaat meer mag noemen’. De resultaten van zijn monnikenwerk als hoogleraar staats- en bestuursrecht legde hij vast in ‘Het Nederlands bestuursprocesrecht in theorie en praktijk’.

Oorverdovend stil

Oorverdovend stil bleef het aan het juridische front over dit standaardwerk van maar liefst 4000 pagina’s. Toenmalig minister van justitie Piet Hein Donner zette de brisante bevindingen van Tak in de Tweede Kamer weg als wetenschappelijk ongefundeerd.

Tak pikte deze diskwalificatie van zijn levenswerk niet en diende een klacht in bij de Nationale Ombudsman. Die tikte de CDA-minister op de vingers. Hij had Tak onrecht aangedaan.

De hoogleraar schoot er niets mee op . Regering en parlement degradeerden het bestuursrecht volgens Tak steeds verder tot slechts ‘een administratieve controle van overheidsdocumenten’.

Burgers die bij de rechtbank een blauwtje lopen en in hoger beroep hun heil zoeken bij de Raad van State, komen volgens de Maastrichtse professor vrijwel altijd bedrogen uit. Uitgangspunt in het bestuursrecht is namelijk niet hun rechtspositie maar het besluit van de overheid dat zij aanvechten. Mocht dat onzorgvuldig zijn genomen of administratief haperen, dan krijgt die gemeente of provincie een herkansing om dergelijke fouten snel weg te poetsen via de zogeheten ‘bestuurlijke lus’.

Een initiatiefwet met deze naam werd in 2009 door Ger Koopmans door het parlement geloodst. Daarmee bediende deze CDA-machtspoliticus van de oude stempel vooral gemeentebestuurders als PvdA-prominent Adri Duivesteijnop zijn wenken.

Deze toenmalige wethouder van Almere had twee jaar eerder paginagroot in de Volkskrant luidkeels zijn nood geklaagd over jarenlange vertragingen van grote bouwprojecten, omdat de gemeente in het woud van regels ergens een administratieve fout blijkt te hebben gemaakt.

Volgens Duivesteijn was er altijd wel een slimme jurist die dat ontdekte en gelijk kreeg bij de rechter en dan moest de hele procedure overnieuw.

‘De Raad van State kijkt alleen maar of alle regeltjes juist zijn nageleefd en doet niet, zoals andere rechters, aan belangenafweging’, constateert Duivesteijn in het interview.

Dat beaamt rechter Visser in Op1 volmondig: ‘Leg andere rechters een kwestie voor waarvan je zegt: dit kan echt niet, dit is waanzin, dan gaat het feest niet door. En als je dan in het bestuursrecht een keer een zaak wint op een procedurefout – vaak zijn het de echte zeurpieten, de chicaneurs die dat redden – dan mag de gemeente het van de Raad van State gewoon nog een keer over doen‘, wijst Visser op de bestuurlijke lus van Ger Koopmans.

In de vierde druk van zijn standaardwerk constateert Tak dat de misère feitelijk steeds groter wordt. ‘Ons bestuursprocesrecht is dood en vergruizeld”, schrijft hij in 2011. Een vijfde druk volgde nog, maar Tak bleef vooral een roepende in de woestijn. De bestuursrechtspraak gaat nog steeds haar goddelijke gang.

Ongekend onrecht

Maar daar lijkt nu toch verandering in te komen. Die spruit voort uit het opzienbarende rapport ‘Ongekend onrecht’ over het schandaal met de kinderopvangtoeslagen. Een parlementaire onderzoekscommissie kraakt daarin harde noten over de meedogenloze bejegening van gezinnen die fraude werd aangewreven.

Ook de bestuursrechtspraak speelde daarbij volgens de commissie een kwalijke rol. ‘Die heeft jarenlang een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de spijkerharde uitvoering van regelgeving die niet dwingend uit de wet volgde. Daarmee veronachtzaamde de bestuursrechtspraak zijn belangrijke functie van (rechts)bescherming van individuele burgers’.

De commissie is met name geraakt door het jarenlang juridisch ‘wegredeneren van algemene beginselen van behoorlijk bestuur’. ‘Die zouden moeten dienen als stootkussen en beschermende deken voor mensen in nood.’ Zij wijst er ‘met diepe verontwaardiging’ op dat ouders ook bij de Raad van State jarenlang ‘geen schijn van kans hadden’.

De hoogste bestuursrechter moet eveneens ‘bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen’, oordeelt de commissie die overtuigend werd geleid door CDA-kamerlid Chris van Dam. ‘Ik zit hier te kijken naar het wereldkampioenschap bestuurlijk onvermogen’, haalde de commissievoorzitter tijdens de verhoren uit naar verantwoordelijke bewindslieden en topambtenaren. Die wezen vooral naar elkaar in plaats van de hand in eigen boezem te steken.

Het had voor de hand gelegen dat Van Dam ook de vice-president van de Raad van State, Thom de Graaf dan wel diens voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak Bart Jan van Ettekoven aan de tand zou hebben gevoeld over hun aandeel in de toeslagenellende.

Hiervoor waren voldoende aanknopingspunten. Als voormalig officier van justitie is Chris Van Dam gepokt en gemazeld in het strafrecht waar persoonlijke omstandigheden van de verdachte ten principale wél meetellen bij het bepalen van de strafmaat.

Een brug te ver

Maar een verhoor van de Raad van State was kennelijk toch een staatsrechtelijke brug te ver voor zijn commissie die niet eens (oud-)parlementariërs over hun rol in de toeslagenaffaire mocht ondervragen.

Hoe de Raad van State opereerde in de toeslagenaffaire, blijkt uit een analyse die de Amsterdamse hoogleraar Sjoerd Zijlstra in opdracht van de commissie maakte. Hiertoe bekeek hij de rechterlijke uitspraken in beroepszaken van ouders die door de belastingdienst te grazen waren genomen. Acht jaar lang kregen zij vrijwel geen poot aan de grond in het plechtstatige gebouw aan de Haagse Kneuterdijk waar de Raad van State huist.

De hoogste bestuursrechter woog hun belang niet mee in uitspraken ten gunste van de belastingdienst. Uitgekeerde voorschotten voor kinderopvang moesten veelal tot op de laatste cent worden terugbetaald als bij controle achteraf administratief ook maar iets niet bleek te kloppen.

De wetten waarop de belastingdienst zich beriep schreven deze alles-of-niets-aanpak volgens de Raad van State dwingend voor. Dus viel er helemaal geen rekening te houden met de financiële situatie van gezinnen. De hoogste rechters verwezen de ouders steevast naar de belastingdienst voor een betalingsregeling op maat, maar schreven verder niets voor. Als daar vervolgens geen fluit van terecht kwam, konden deze mensen niet meer bij de Raad van State terecht. Zij werden aan hun lot overgelaten.

Een volgens Zijlstra centrale uitspraak in dit pandemonium dateert van 8 juni 2016 en werd afgeleverd door een driehoofdig rechtscollege met daarin de al eerder genoemde Bart Jan van Ettekoven. Deze carrièrejurist die ooit begon als beroepsmusicus, geeft sinds 1 mei 2017 leiding aan de afdeling bestuursrechtspraak en is dus toonaangevend voor de cultuur aan de Kneuterdijk.

Mierenneukerij

De uitspraak waarvoor Van Ettekoven tekende staat bol van juridische mierenneukerij over regels zijn regels. Een vader van vier kinderen kon niet hard maken dat hij ook de laatste 296,20 euro van zijn 1.276, 20 euro omvattende eigen bijdrage aan het gastouderbureau had betaald. En dus moet deze vader wegens gebrek aan bewijs het volledige voorschot van 8.313 euro op bevel van de belastingdienst terugstorten in de staatskas.

Want, zo concluderen Van Ettekoven cs, dat staat ‘met zoveel woorden’ in de wet die daarmee volgens hun interpretatie ‘dwingendrechtelijk’ voorschrijft dat er onvoorwaardelijk en zonder aanziens des persoons moet worden terugbetaald. En nee, de ontbrekende 296,20 euro is geen relatief klein bedrag dat de belastingdienst tot mildheid jegens de vader verplicht.

Eindeloos terugverwijzen

Deze sleuteluitspraak uit 2016 vertoont ook een ander bekend patroon bij de Raad van State: het eindeloos terugverwijzen naar eerder gedane uitspraken, de zogeheten ‘vaste jurisprudentie’, zonder die op enig moment nog eens tegen het licht te houden. Hoe bedroevend zwak rechtspraak dan is gefundeerd, blijkt als je het spoor terug volgt in de vele kinderopvangtoeslagzaken waarmee de Raad van State te maken kreeg.

Het terugverwijzen eindigt bij de uitspraak die deeltijdrechter Tom Claessens op 24 december 2008 deed over een huurtoeslagkwestie. Deze ‘staatsraad in buitengewone dienst’, rechter met een nul-urencontract, bepaalt dan in zijn eentje dat de wet waar het ook in de kindertoeslagaffaire vooral om draait – de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) – zonder aanziens des persoons tot volledige terugbetaling dwingt. Maar in feite sanctioneert Claessens slechts een interpretatie die de rechtbank in Haarlem eerder aan de Awir had gegeven.

Eenvoudige kwestie

Hier is dus sprake van een oppervlakkig oordeel over wat de Raad van State toch al beschouwde als een eenvoudige kwestie. Die werd daarom afgewerkt door één rechter in plaats van drie staatsraden die aantreden voor zaken van werkelijk juridisch gewicht.

Hetzelfde patroon openbaart zich in de rechtspraak over de Wet Kinderopvang van 2004. De reeks terugverwijzingen stopt hier bij de uitspraak van 22 juni 2011 door opnieuw de enkelvoudige kamer van de Raad van State. Deeltijdrechter Claire Ligtelijn-van Bilderbeek, bevestigt dan het vonnis van de rechtbank Breda uit 2010 waarmee de belastingdienst per definitie het recht kreeg om uitgekeerde voorschotten volledig terug te vorderen als ouders achteraf geen waterdicht bewijs konden overleggen dat en wat zij hadden betaald voor de opvang van hun kinderen.

Het waren dus de lagere bestuursrechters die de loper uitlegden voor de belastingdienst om onschuldige burgers te ruïneren. En omdat deze mensen ook in hoger beroep keer op keer bot vingen, kreeg de fiscus jarenlang vrij spel van de ambtelijke top op ministeries, die hun politieke bazen er op wezen dat de Raad van State ‘het toch goed vond’. Niets aan de hand dus.

De ommezwaai van 2019

Maar dan ineens is er ‘de ommezwaai van 2019’, zoals het rapport ‘Ongekend onrecht’ van de commissie Van Dam aangeeft. Met twee uitspraken komt de Raad van State op 23 oktober van dat jaar terug op standpunten die acht jaar lang onwrikbaar waren. Een georchestreerde ommezwaai, begeleid door een ronkend persbericht met als boodschap dat de belastingdienst meer ruimte krijgt: ‘De lijn was alles of niets, maar is nu maatwerk’.

De uitspraken zelf getuigen van een verbluffende lenigheid om juridisch recht te praten wat wettelijk krom is. Kort samengevat vindt de Raad Van State thans dat er weliswaar sprake is van een verplichting tot terugbetalen als fraude wordt vermoed, maar dat de belastingsdienst niet per definitie dan ook alles moet terugvorderen. De rijkskassiers moeten voortaan ook de belangen afwegen van ouders die zij op de korrel hebben. Daarbij kunnen zij rekening houden met persoonlijke omstandigheden.

Deze matigende aanpak was tien jaar eerder al geopperd door de landsadvocaat, maar de belastingdienst sloeg dit advies in de wind en ging er vervolgens met gestrekt been in. De ommezwaai van 2019 had wél een matigend effect. Het kabinet vertaalde die een half jaar later in nieuwe beleidsinstructies.

Maar ook toen mocht de belastingdienst terugvordering van zowel kinderopvangtoeslag, huurtoeslag, zorgtoeslag als kindgebonden budget niet afhankelijk maken van de financiële situatie in gezinnen. Met hen kon alleen een betalingsregeling worden getroffen.

Voor ‘de ommezwaai’ van de Raad van State tekenden maar liefst zes bestuursrechters (staatsraden). Onder hen mr.dr. Hanna Sevenster, tevens één van de vijf permanente leden die de Raad van State momenteel telt. De voormalige topvolleybalster combineert deze algemene bestuursfunctie met haar taak als rechter.

Wekelijks schuift Sevenster aan in de algemene vergadering van de Raad van State die wordt geleid door vice-president Thom de Graaf. Daar komen de belangrijkste kwesties aan de orde die spelen in zowel de afdeling bestuursrechtspraak als de afdeling die kabinet en Tweede Kamer van advies dient over wetgeving. Hoewel zoiets nooit bekend wordt gemaakt, kan het niet anders dan dat ‘de ommezwaai van 2019’ vooraf door de algemene vergadering is goedgekeurd.

Tegen heug en meug

‘Dit was een rechterlijk paardenmiddel, niet voor herhaling vatbaar’, maakt Van Ettekoven twee jaar later in dagblad Trouw duidelijk hoezeer dit een besluit tegen heug en meug was. Want ‘de ommezwaai’ had volgens hem niet gehoeven als het kabinet in 2004 maar had geluisterd naar het advies van de Raad van State ‘om in onvoorziene of schrijnende gevallen af te kunnen wijken van de standaard regels’.

Dat was mogelijk geweest door een zogeheten hardheidsclausule op te nemen in de al eerder genoemde Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen op te nemen. Maar dat advies wordt in de wind geslagen door nota bene Piet Hein Donner, de minister van Justitie die later vice-president van de Raad van State werd.

Gezien de grote hoeveelheden uit te keren toeslagen, moet de belastingdienst ‘als een machine gaan werken’. Maatwerk zorgt voor ‘zand in de raderen’ en dat kunnen we niet hebben, meent Donner. Hij werd daar toen in gesteund door Tweede én Eerste Kamer.

Inmiddels is de politieke wind volledig gedraaid. Met terugwerkende kracht moet wetgeving ‘als regel’ een hardheidsclausule hebben, zo vindt de hele Tweede Kamer. Ook de rechter kan dan weer ‘voldoende rechtsbescherming bieden aan de burger’.

Moedwillig machteloos

De ‘ommezwaai van 2019’ verdwijnt daarmee in de geschiedenisboeken.Wat niet wegneemt dat de Raad van State hierbij toen verzuimde om ‘eerlijk toe te geven dat hij de Wet kinderopvang voordien verkeerd had uitgelegd’, oordeelt de Groningse hoogleraar Bert Marseille. De hoogste bestuursrechter had zichzelf ‘moedwillig machteloos’ opgesteld, in plaats van de vinger aan de pols te houden bij de belastingdienst, verklaarde Marseille tegenover de commissie Van Dam.

Door af te treden heeft het kabinet verantwoordelijkheid genomen voor schending van de grondbeginselen van de rechtsstaat. Ook de Raad van State wil lering trekken uit de toeslagenaffaire, verklaart Bart Jan van Ettekoven in het al eerder genoemde Trouw-interview van 9 januari 2021.

De voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak verbreekt daarmee het notoire stilzwijgen waarin de Raad van State zich hult zodra er kritiek van buiten komt op het eigen functioneren.

De zware verwijten van de parlementaire commissie zijn dan ook als een mokerslag aangekomen. De wetgevende macht zet de Raad van State publiekelijk te kijk. Nog nooit vertoond. Een unicum in het staatsrecht.

Met veel omhaal van woorden toont Van Ettekoven in het interview alsnog mededogen met gedupeerde ouders die hij en zijn mederechters niet hadden toen het erop aan kwam. Ook noemt hij het spijtig dat de ommezewaai zo lang uitbleef. Maar ja, uit al die individuele zaken die de Raad van State op zijn bord kreeg, bleek niet dat de belastingsdienst systematisch buiten zijn boekje ging.

Het beeld bestond juist dat ouders de spelregels niet naleefden van wetten die waren opgetuigd om fraude hard aan te pakken. En het bestuursrecht gaat er volgens Van Ettekoven nu eenmaal vanuit dat overheidsinstanties rechtmatig te werk gaan en de wet uitvoeren.

Met deze woorden bevestigt de staatsraad wat professor Tak al lang in de uitspraken van de Raad van State ontwaarde, en wat professor Zijlstra in zijn analyse voor de commissie Van Dam opnieuw signaleert: dat de Raad van State burgers in de kou laat staan omdat hij stelselmatig de kant van de overheid kiest.

Vlucht voorwaarts

Van Ettekoven neemt in het interview de vlucht voorwaarts en kondigt zelfonderzoek aan. Om ombarmhartige tendensen in de eigen rechtspraak aan het licht te brengen, ‘gaan wij onze kast met zaken en uitspraken doorlichten’.

Dat is dus geen onafhankelijk onderzoek, reageert emiritus hoogleraar rechtsgeleerdheid Albert Koers in zijn opiniestuk in Trouw. En onafhankelijke deskundigheid is volgens hem onontbeerlijk omdat de Raad van State geen problemen zal oplossen die hij door zijn eigen werkwijze heeft veroorzaakt.

Zo maken de bestuursrechters ‘slechts sporadisch’ gebruik van de mogelijkheid om zelf aanvullend onderzoek te doen als de klagende burger iets belangrijks over het hoofd heeft gezien, signaleert Koers.

Om het zelfonderzoek toch nog een geloofwaardig tintje te geven, klimt vice-president Thom de Graaf in de pen. Het ‘reflectieproject’ wordt opgetuigd met ‘een zware externe begeleidingscommissie’, belooft de onderkoning van Nederland aan Mark Rutte. De premier meldt dat op 19 januari 2021 aan de Tweede Kamer tijdens het debat over het rapport ‘Ongekend onrecht’.

Maar daarmee komt de hoogste bestuursrechter niet weg. CDA-parlementariër Pieter Omtzigt die zich als een terriër in het toeslagenschandaal heeft vastgebeten, stuurt aan op onafhankelijk onderzoek naar de stand van de rechtsbescherming in Nederland, inclusief de rol die de Raad van State daarin speelt.

Internationaal onderzoek

En met succes. Omtzigt krijgt brede steun van de Tweede Kamer om de ‘Europese commissie voor democratie door wet’, kortweg Commissie van Venetië genoemd, in te schakelen en om advies te vragen. Dit internationale gezelschap juristen, verbonden aan de Raad van Europa, hield zich de laatste jaren bezig met rechtssytemen in landen als Polen, Hongarije, Moldavië, Armenië en Tunesië die hier te lande als obscuur worden beschouwd.

Dit jaar staan onderzoeken op het programma naar de mensenrechten in de Russische Federatie en Wit-Rusland, en over het politieke- en kiesstelsel in Georgië. En dan komt nu ook de Westeuropese rechtsstaat Nederland aan de beurt. Nog nooit vertoond en bepaald ook geen aanbeveling voor een land dat andere naties graag ethisch de maat neemt.

‘Heel veel mensen zijn hiervan van de leg’, omschrijft Chris van Dam in een interview met Sven Kockelmann op Radio 1 de consternatie die in Haagse kringen over het inschakelen van de Venetië Commissie is ontstaan. Niet in het minst bij de Raad van State zelf, wiens lid Ben Vermeulen namens Nederland in deze prestigieuze commissie zetelt.

Als rapporteur van de commissie boog Vermeulen zich recent in Kosovo over regels voor vrijheid van vergadering en in Oezbekistan over gewetensvrijheid en religieuze vrijheid. Eerder las hij Polen de les over een wet die de politie buitensporige bevoegdheden geeft om privégegevens van burgers op te sporen.

En nu moet Vermeulen toekijken hoe zijn eigen Raad van State op de korrel wordt genomen. Niet prettig voor zijn aanzien en voor de reputatie van Nederland dat in de Venetië Commissie ook met Martin Kuijer een forse partij meeblaast.

Deze raadsheer van de Hoge Raad der Nederlanden, hoogste rechtsorgaan in civiele en strafzaken, boog zich namens de commissie recent over hervormingen van de rechterlijke macht in Bulgarije en de Oekraïne.

Dat juist Pieter Omtzigt op de proppen komt met de Venetië Commissie, is niet toevallig. Het CDA-Kamerlid is namens Nederland al jaren prominent lid van de Raad van Europa. Zo deed hij namens dit verbond van 47 Europese landen onderzoek naar de geruchtmakende moord op een Maltezer onderzoeksjournaliste. En stelde vast dat staatscorruptie hoogtij viert op Malta.

Staatscommissie

Naast de Venetië Commissie, heeft Omtzigt nog een pijl op zijn boog. Een speciale staatscommissie gaat het functioneren van de rechtsstaat onder de loep nemen. Samen met Chris van Dam jaste Omtzigt ook dit voorstel moeiteloos door de Tweede Kamer, tegen de zin van premier Rutte en diens VVD. Daarmee krijgt het rapport ‘Ongekend onrecht’, een nóg concreter vervolg.

De kans bestaat echter dat Van Dam de uitkomsten van beide onderzoeken als parlementariër niet meer zal meemaken. Het partijbestuur van het CDA heeft hem afgereserveerd naar de achterhoede van de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer.

De Hagenaar wilde zich aanvankelijk terugtrekken, maar besloot toch terug te vechten met een voorkeurscampagne. Omtzigt ging hem daarin in 2012 met succes voor, dankzij massale de steun van zijn Twentse achterban.

Druk op de ketel

Als Van Dam dit kunststukje op 17 maart weet te herhalen, kan hij samen met Omtzigt politieke druk op de ketel houden zodat de bestuursrechtspraak ook werkelijk verandert. En de belangen van burgers weer meetellen in de rechtszaal.

De bevindingen van Twan Tak laten zien dat een uitputtend gevecht moet worden gevoerd tegen de gevestigde Haagse orde van politici, ambtenaren en rechters, om de democratische rechtsstaat weer op de rails te krijgen.

En wat staat dan die burger ondertussen te doen?

Professor Tak had daar een even praktisch als ontluisterend antwoord op. ‘Ik geef mensen vaak het advies om niet te procederen. Want dat is voordeliger.’

Pagina 3 van 6

Website gemaakt door Timmermans Media