Categorie: Analyse Pagina 1 van 2

De doodlopende weg van Brabantse burgers die opkomen voor de natuur

Voor een individuele burger is het vrijwel onmogelijk geworden om in de rechtszaal nog een vuist te kunnen ballen tegen aantasting van Europees beschermde natuurgebieden. In Brabant zijn dat er 21.

Deze ‘doodlopende weg’ signaleert de Brabantse advocaat Franca Damen in een van haar blogs over de stand van zaken in het natuurbeschermingsrecht waarin zij is gespecialiseerd.

Aanleiding voor haar alarmerende column waren opeenvolgende uitspraken waarmee de Raad van State twee burgers die op slechts 500 meter wonen van een beschermd Natura 2000-gebied zonder pardon juridisch afserveerde.

Hoe onwrikbaar moet je betrokkenheid met bedreigde planten en dieren dan wel niet zijn om als individuele belanghebbende een dubieuze natuurvergunning met kans op succes aan te mogen vechten?

Dat is inmiddels toch toch wel de hamvraag.

Dat bij een bezwaarmaker beschermde vogels in zijn achtertuin neerstrijken, vonden de rechters niet van invloed op de kwaliteit van diens woon- en leefomgeving.

Omdat dit de enige appellant was, ging de hele rechtszaak als een nachtkaars uit en werd de natuurvergunning voor de betrokken boer automatisch onherroepelijk. Diens veehouderij mag daarmee verder uitbreiden en beschermd natuurgebied met meer stikstof belasten dan de Europese natuurbeschermingsregels toestaan. De rechter kan daar dan niet eigenhandig een stokje voor steken, ook al deugt zo’n vergunning niet.

Onaantastbare vergunningen

Zo worden dubieuze vergunningen juridisch onaantastbaar en blijven dat tot in lengte der dagen. Vernietiging achteraf is doorgaans alleen mogelijk via een zware procedure die de Koning met zijn handtekening moet bezegelen. Maar dit paardenmiddel wordt zelden of nooit gebruikt.

Toenmalig minister van ruimtelijke ordening Jan Pronk trok dit 20 jaar geleden uit de kast voor een landhuis in Valkenswaard dat in strijd met de wet was vergund. Deze geruchtmakende zaak leidde tot afbraak van het vrijwel afgebouwde pand, op kosten van de gemeente. Dat was eens maar niet meer.

Wat Franca Damen in haar blog aanstipt is een ontwikkeling die zich aftekent sinds het onbeperkte recht voor een ieder om beslissingen van de overheid bij de rechter aan te vechten, is afgeschaft. De rechtsgang werd in 2005 beperkt tot een burger of instantie die daar belang bij heeft. En daar bleef het niet bij. In 2013 werd wettelijk bepaald dat het persoonlijk belang juridisch niet meer meetelt als dat samenvalt met het algemeen belang.

Deze blokkade wordt in overheidsjargon aangeduid als het relativiteitsbeginsel. Bedoeld om notoire bezwaarmakers die zand in de overheidsmachine strooien, de pas naar de rechter af te snijden. Daardoor zou aanzienlijke tijdwinst ontstaan om plannen uitgevoerd te krijgen, zo werd de Tweede Kamer destijds voorgespiegeld.

Het blijkt een illusie. De achterstanden in de rechtspraak zijn groter dan ooit en projecten blijven stagneren. De overheid verdrinkt in haar eigen overvloed aan regels, maar blijft bezwaarmakende burgers als oorzaak van vertragingen aanwijzen.

De burger als querulant

Dezer dagen gebeurt dat weer bij de wooncrisis die is ontstaan omdat er jarenlang te weinig betaalbare huizen worden gebouwd. Minister Hugo de Jonge van volkshuisvesting schetste in het NOS Journaal een karikatuur van de egoïstische huiseigenaar die maar kan blijven procederen tegen de zo noodzakelijke bouw van een complex sociale huurwoningen dat hem zijn vrije uitzicht ontneemt.

Zulke figuren moeten volgens De Jonge nog maar één keer naar de rechter kunnen.

Dat heeft de minister inmiddels geregeld in de wet Regie Volkshuisvesting die in het verse coalitieakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB wordt omarmd en daarmee op een ruime meerderheid in de Tweede Kamer kan rekenen.

Dat de Raad van State zelf niet schroomt om burgers die opkomen voor het natuurbelang op een zijspoor te zetten, manifesteert zich ondertussen nadrukkelijk in Brabant.

De Efteling

Nota bene op de geboortedag van de rechtse regeringscoalitie die hamert op herstel van vertrouwen tussen burgers en overheid, maakt de hoogste bestuursrechter korte metten met zeven omwonenden van de Efteling. Zij stellen zich teweer tegen de onstuitbare groei van het Kaatsheuvelse attractiepark en tegen de hardnekkige weigering van het provinciebestuur om daartegen op te treden.

De rechtbank Oost-Brabant had de provincie in maar liefst twee uitspraken gemaand om de Efteling te houden aan zijn natuurvergunning van 2016. Die bindt het attractiepark aan een limiet van vijf miljoen bezoekers per jaar en aan de daarmee samenhangende maximale stikstofbelasting van de nabijgelegen Loonse en Drunense Duinen. Dit Natura 2000-gebied kampt met een overmaat aan stikstof.

De inkt van deze vergunning was amper droog toen de Efteling al meer dan vijf miljoen mensen ontving. En dat pikten de zeven Kaatsheuvelaren niet. Zij hebben vooral genoeg van de verkeersoverlast die de Efteling veroorzaakt en eisen dat de provincie handhavend optreedt, oftewel ingrijpt.

Onbestraft

Maar dat gaat niet gebeuren. Vingen provinciebestuur en de Efteling nog bot bij de rechtbank, bij de Raad van State hebben zij wel succes om deze mensen buitenspel te zetten, zodat het attractiepark onbestraft blijft. De hoogste bestuursrechter put zich uit om aan te tonen dat de rechtbank deze mensen juridisch ten onrechte serieus heeft genomen.

Sleutelfiguur in deze uitspraak is een burger die woont op 1500 meter van de Efteling, aan een parallelweg langs de Midden-Brabantweg, het verkeersriool naar het attractiepark dat de Loonse en Drunense Duinen doorsnijdt. Omdat deze parallelweg mogelijk drukker wordt met sluipverkeer naar het uitdijende attractiepark, heeft deze bewoner volgens de rechtbank belang bij handhaving van de bezoekerslimiet.

Maar volgens de Raad van State ontbreekt dat belang omdat de groei van het sluipverkeer niet deskundologisch is onderbouwd. Aangezien het geluid van de Efteling ter plekke wordt overstemd door het verkeerslawaai op de N261, kan deze bewoner daar op 1,5 kilometer afstand geen last van enige betekenis van hebben. Einde oefening.

Door het wegvallen van juist deze appellant kunnen de andere zes niet langer meer met diens beroep meeliften. Ook deze mensen worden nu afgeserveerd omdat zij volgens de Raad van State te ver van de Loonse en Drunense Duinen af wonen. Daarmee zakt deze beroepszaak als een kaartenhuis in elkaar.

Rechtbank afgeserveerd

De Raad van State serveert hiermee ook de rechtbank Oost-Brabant af. Die had zich namelijk diepgaand over deze handhavingskwestie gebogen en daarbij de laksheid van het provinciebestuur jegens De Efteling stevig bekritiseerd:

‘Iedereen moet zich houden aan de wet, ook de Efteling. De omvang van de stikstofdepositie van de Efteling op de Loonse en Drunense Duinen is zo groot dat dit geen overtreding is die het provinciebestuur door de vingers kan zien, zeker niet nu die drie opeenvolgende jaren heeft plaatsgevonden’.

Daar zit geen woord Spaans bij.

De rechtbank voorziet dat de Efteling niet van plan is om zich te beperken tot toelating van vijf miljoen bezoekers per jaar. Omdat het provinciebestuur al bij herhaling had geweigerd om op te treden, spelen voorzitter Maarten Verhoeven en zijn twee mederechters met de gedachte dan zelf maar een handhavingsbesluit te nemen, ‘ook al is de Raad van State daar geen voorstander van’.

Verhoeven had namelijk in 2017 een dwangsom opgelegd aan een horecazaak in Boxmeer en was daarvoor teruggefloten. Want een rechter behoort niet op de stoel vaneen bestuursorgaan te gaan zitten, vinden ze in Den Haag. De Bossche rechters pakken bij de Efteling niet door, maar zeggen de provincie wel de wacht aan.

Vrij spel voor de Efteling

Van handhaving tegen het attractiepark is na het ingrijpen van de Raad van State totaal geen sprake meer. ln het provinciehuis ligt een nieuwe vergunning klaar die een doorgroei van de Efteling naar 6,33 miljoen bezoekers mogelijk maakt. Maar dat kan volgens de Brabantse stikstofregels alleen als het recreatiebedrijf hard weet te maken dat de Loonse en Drunense Duinen niet zwaarder worden belast. De Efteling moet daarvoor stikstofreducerende maatregelen binnen het park nemen om de verkeersgroei te neutraliseren.

Mocht de doorgroeivergunning er komen dan is het zeer de vraag of die nog bij de rechter zal worden aangevochten. De georganiseerde natuurstrijders stuiten weliswaar niet op het relativiteitsbeginsel, maar hebben zich tot dusver niet gemeld aan het Efteling-front.

Zaak tegen megaslachter Vion

Wél ging de Brabantse Milieufederatie in beroep tegen de natuurvergunning die megaslachter Vion in Boxtel kreeg voor een vleesverwerkingshal. Maar zij haakte af nadat de rechtbank Oost-Brabant de vergunning overbodig verklaarde omdat de natuur in de Kampina door deze uitbreiding niet zwaarder met stikstof zou worden belast.

De ene Boxtelse burger die het in 2019 ook had opgenomen voor het belang van dit fameuze natuurgebied zette wel door. Aangezien de rechtbank haar niet had afgeserveerd, waagde zij nog een poging bij de Raad van State.

Tevergeefs zo bleek op 15 mei 2024. De dag dat de hoogste bestuursrechter het hoger beroep tegen De Efteling terzijde schoof, legde ook deze burger het loodje aan de Haagse Kneuterdijk.

Op 170 meter van megaslachterij bewoont zij een huurappartement in het voormalige klooster Stapelen dat twee kilometer van de Kampina af staat. Dichterbij dit natuurgebied kun je als sociale huurder in Boxtel niet wonen.

‘De Kampina is mijn achtertuin waar ik vaak naar toe fiets om daar te gaan wandelen’, tracht deze bewoner ter zitting de Raad van State alsnog te overtuigen van haar persoonlijk belang bij de bescherming van dit natuurgebied.

Dit belang telt juridisch alleen voor wie geld genoeg heeft om in de buurt van de Kampina te wonen. Zoals de eigenaren van het ene na het andere landhuis dat hier tegenwoordig met vrij uitzicht op de natuur verrijst. Ter zitting is deze rechtsongelijkheid aangekaart maar de hoogste bestuursrechter had er geen boodschap aan.

Geen afweging

Het zogeheten relativiteitsbeginsel waarop de bewoonster van Stapelen burger is afgerekend, wordt in de rechtszaal ook nimmer afgewogen tegen andere rechtsbeginselen zoals evenredigheid (de nadelen van een besluit in verhouding tot de voordelen) en proportionaliteit (de mate van inbreuk op het individueel belang).

Dat blijkt ook uit andere uitspraken waarmee burgers die opkomen voor de natuur het bos in worden gestuurd. Je kunt het schudden als je niet tenminste op 500 meter woont bij, en met vrij uitzicht op een Natura 2000 gebied. Volgens de Raad van State hebben regering en parlement het zo bedoeld.

Samenspannen tegen de burger

Gemeenten en provincies spannen gretig samen om via het relativiteitsbeginsel burgers de pas af te snijden en daarmee te verijdelen dat vergunningen sneuvelen. Veelal vormt de overheid daarbij één front met bedrijven en instanties waaraan zij vergunning heeft verleend.

Soms nemen de autoriteiten daarbij een loopje met de feiten. Zoals in Gelderland waar het provinciebestuur zich tracht te ontdoen van vier inwoners in een Lochems dorp. De Raad van State stelt echter ter zitting vast dat zij binnen de juridisch geijkte afstand vanuit huis vrij zicht hebben op beschermde natuur langs de IJssel. Deze mensen schieten daar weinig mee op: hun bezwaren tegen het windmolenpark IJsselwind worden verworpen.

Makkie in Boxtel

Maar in Boxtel is het een makkie voor de Omgevingsdienst Brabant Noord, namens de provincie, en Vion om die ene burger juridisch uit de weg te ruimen. Met als gevolg dat de varkensslachterij ongehinderd verder draait op de vergunning uit 2015 die de natuur onvoldoende beschermt, zoals de Raad van State uitvoerig is voorgehouden.

Want de stikstof die in de vorm van ammoniak vrijkomt rond de slachterij waar jaarlijks 5,6 miljoen varkens worden afgeleverd, gaat vrijelijk de atmosfeer in, mede omdat de zuiveringsapparatuur van Vion het laat afweten. Het laatst gemeten rendement van deze biologische wasser bedroeg min 25 procent.

Vion belast de Kampina daarmee feitelijk zwaarder dan is toegestaan. Daar bovenop komt dan nog de stikstof door het extra verkeer dat de vleeshal met zich meebrengt. Volgens bezwaarmaker overtreedt Vion daardoor de Europese natuurbeschermingsregels.

Opmerkelijke uitsmijter

De rechtbank Oost-Brabant ging daar niet in mee, maar kwam in zijn uitspraak nog wel met een opmerkelijke uitsmijter. De elektrische trekkers die Vion heeft aangeschaft voor het rangeren van koeltrailers op eigen terrein, móéten worden gebruikt. Anders zal de stikstofbelasting van het bedrijf op de Kampina toenemen.

‘Dan handelt Vion zonder de benodigde natuurvergunning en is zij in overtreding’.

Daar dient de bewoner van Stapelen dan zelf maar op toe te zien. Volgens de rechtbank ‘is eenvoudig te controleren’ of die elektrische trekkers al dan niet worden gebruikt.

Mocht Vion in overtreding zijn, dan zou het provinciebestuur daar werk van moeten maken. Terwijl dat eerder niets ondernam toen Vion de vleesverwerkingshal alvast ging bouwen zonder natuurvergunning.

Overheid is zelf nalatig

Om Vion dan wel aan te pakken voor die elektrische trekkers heeft iets lachwekkends, aangezien het gebruik van die apparaten niet wordt voorgeschreven. De overheid hier is dus zelf nalatig.

Vreemd in deze zaak is vooral dat wie woont onder de rook van een bedrijf dat ook een kwetsbaar natuurgebied vervuilt, niet voor bescherming van die natuur mag opkomen.

Dat lijkt toch een regelrechte inbreuk op het publieke recht van toegang tot de rechter zoals is geregeld in het internationale Verdrag van Aarhus (artikel 9). Dit verdrag uit 1998 verstevigt de positie van burgers in milieukwesties, is van kracht in de hele Europese Unie en ook door Nederland geratificeerd.

Opmerkelijk is dat het relativiteitsbeginsel, verankerd in de Algemene Wet Bestuursrecht, nooit is getoetst aan dat artikel 9 van Aarhus. De Raad van State zou het Europees Hof van Justitie hierover om een uitspraak kunnen vragen, zoals bij tijd en wijle gebeurt met nationale rechtsregels, maar doet dat niet.

‘Rechter blijft toegankelijk’

De hoogste bestuursrechter concludeert namelijk zelf al dat het recht op toegang tot de rechter door het relativiteitsbeginsel weliswaar wordt beperkt maar ‘niet in zijn kern wordt aangetast’. Het doel om de bestuursrechtspraak hiermee slagvaardiger te maken is ‘rechtmatig’, oordeelt de Raad van State in een overzichtsuitspraak over het relativiteitsbeginsel.

Dit document uit 2020 is de maatstaf voor zijn beoordelingen van dit beginsel. Dit gebeurt zo’n 50 keer per jaar. De enkeling die het Verdrag van Aarhus daartegen opwerpt, krijgt nul op het rekest.

Stikstof kent geen grenzen

Deze opstelling wringt vooral in rechtszaken tegen vergunningen voor de uitstoot van stikstof, een heet hangijzer in Brabant waar het stikt van de intensieve veehouderijen. Stikstof verspreidt zich over veel grotere afstanden dan de honderden meters waarop de Raad van State burgers als belanghebbende de maat neemt.

Een grote veehouderij is tot op 25 kilometer van beschermde natuur nog een bron van aantasting, en een klein boerenbedrijf bestrijkt al gauw vier kilometer. Dit blijkt uit berekeningen die worden uitgevoerd met Aerius. Deze stikstofcalculator is het rijksgeschrift voor natuurvergunningen.

In stikstofkwesties wordt dus met twee maten gemeten. Schrijnend voor een burger die opkomt voor de natuur en rechtsstatelijk niet in orde.

De zaak Vion: juridisch touwtrekken over een uit de hand gelopen slachterij

Zittingszaal 1 van de Raad van State aan de Kneuterdijk in Den Haag raakt op deze middag van 15 april aardig gevuld. Hier dient ons hoger beroep tegen twee vergunningen voor de zoveelste uitbreiding van een der grootste varkensslachterijen in West-Europa. Bestierd door de firma Vion en gestationeerd op het bedrijventerrein Ladonk in Boxtel.

Ditmaal gaat het om een hal van bijna een hectare waarin Vion het vlees uit deze slachterij geschikt gemaakt wordt voor consumptie. Daarmee concentreert het concern zich verder in Boxtel, waar ook zijn hoofdkantoor staat.

Wij nemen het deze middag op voor bewoners van het appartementencomplex Stapelen, sociale huurders die op een steenworp afstand leven in de vuile wind van deze mastodont en daar vooral moedeloos van worden.

‘De hinder is er vrijwel altijd; het continue geluid is het ergste; met mooi weer moeten wij ramen en deuren dichthouden’, valt te lezen in een recent rapport over het welbevinden van Vion-omwonenden.

Samen met een van de huurders bestrijd ik de uitspraak waarmee de rechtbank Oost-Brabant in 2021 onze bezwaren tegen de vleeshal van tafel had geveegd.

Deze uitbreiding valt volgens de rechtbank binnen de normen die zijn gelegitimeerd door vergunningen waar niet meer aan te tornen valt. Dat blijkt uit twee onderzoeken die de rechtbank zelf heeft laten instellen door de STAB, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak.

Onze kansen om bij de hoogste bestuursrechter gaten in dit juridische bastion te kunnen schieten, schatten wij laag in.

Zwaar geschut

Nochtans is Vion deze middag uitgerukt met maar liefst drie juristen en twee directieleden. Ten tonele verschijnt ook een handvol ambtenaren van de ODBN, de Omgevingsdienst Brabant Noord die vergunningen fabriceert voor gemeenten in deze regio en ook aan de lat staat voor alle provinciale natuurvergunningen in heel Brabant.

Wat is hier dan toch nog het grote belang?

Bijzaak voor dit gezelschap is in ieder geval de natuurvergunning voor Vion waar het deze middag ook over gaat. De rechtbank vond zo’n vergunning overbodig omdat het bedrijf niet meer ammoniak uitstoot dan het al deed en mocht. Onze bezwaren daartegen snijden geen hout en doen er volgens Vion én provincie ook niet toe.

Juridisch afserveren

De bewoner van Stapelen die deze zaak aanspande woont namelijk te ver af van de Kampina, het Europees beschermde natuurgebied waarop de stikstof van 5,6 miljoen aangevoerde slachtvarkens neerdaalt. Dus behoort de Raad van State deze burger volgens hen juridisch af te serveren.

Een overbodige oproep want het is inmiddels zo dat vrijwel geen burger nog bij de rechter voor de natuur kan opkomen. Behalve dan de welgestelden in hun landhuizen die tegenwoordig aan de rand van de Kampina verrijzen.

En juist deze sociale huurder die nergens dichterbij dit natuurgebied kan wonen dan op Stapelen, wordt dan aan de kant geschoven? Ook nog eens een natuurliefhebber die kind aan huis is in de Kampina.

Dan is hier toch sprake van rechtsongelijkheid, hou ik de Raad van State voor.

Maar voor Vion telt deze middag alleen de nieuwe verzamel(revisie)vergunning die het concern eind 2023 van de gemeente kreeg. Die vervangt alle andere bedrijfsvergunningen. En dus ook de vergunning uit 2019 die nog onder de rechter is en deze middag wordt behandeld. Merkwaardige toestand!

Omdat de revisievergunning in onze ogen ernstig tekort schiet in haar bescherming van volksgezondheid, leefmilieu en natuur, zijn wij daartegen in beroep gegaan bij de rechtbank Oost-Brabant. Dat is de normale wettelijke procedure die ook weer voorziet in een daarop volgend hoger beroep bij de Raad van State. Als dat zover komt, hangt de revisievergunning waarschijnlijk nog zo’n jaar of vijf in de lucht.

Onnodige vertraging

Onnodige vertraging, vinden Vion én gemeente. Want ons beroep tegen de revisievergunning komt volgens hen toch op hetzelfde neer en moet daarom maar meteen door de Raad van State worden afgehandeld. Met een speciaal wetsartikel in de hand, kan de rechtbank Oost-Brabant dan worden overgeslagen.

Maar volgens de rechtbank is hier geen sprake van een bijzondere situatie en behandelt zij de zaak zelf, zo is de gemeente meegedeeld. De Raad van State is deze middag ‘geneigd’ dat met de rechtbank eens te zijn. En wij ook. Maar Vion houdt vol.

De drie staatsraden van dienst bekijken daarom inmiddels of dit varkentje niet toch in één keer kan worden gewassen. Zo ja, dan wordt deze zitting op een nog te bepalen tijdstip heropend.

De overheidsdelegatie hult zich deze middag vooral in stilzwijgen. De vergunningen voldoen aan de regels en Vion ook, is zo’n beetje het enige dat deze ambtenaren te melden hebben. Dat hadden ze eerder al opgeschreven.

Wat zou zo’n personeelsuitje nou aan overheidsmiddelen hebben gekost? De omgevingsdienst rekent 107 euro per mensuur, zo heeft het gemeentebestuur van Boxtel laatst geantwoord op raadsvragen van PvdA-GroenLinks. Dat kan dus nog aardig in de papieren lopen.

Over onze proceskosten kunnen wij helder zijn. Niets uitgegeven aan advocaten, noch aan een hotel, getuigen, deskundigen of een dokter. En geen inkomen gemist wegens verzuim op het werk. Onze declaratie beperkt zich tot enige reiskosten per trein.

Schadevergoeding geclaimd

Bij enig juridisch succes worden deze reiskosten vergoed en krijgen wij ook 187 euro aan griffiegeld terug. Voorts hebben wij schade geclaimd omdat ons hoger beroep niet binnen de ‘redelijke termijn’ van twee jaar is afgehandeld. De Raad van State kampt met grote achterstanden en is in deze zaak al bijna een jaar over tijd. Aan vertragingsschade kan ons dat straks zo’n 1500 euro opleveren. Goed voor de calamiteitenpot.

De vergunningen rijgen zich aaneen

Loon naar werken kun je dit niet noemen. Dit is vooral een schijngevecht tegen de salamitactiek waarmee de vergunningen zich aaneenrijgen. Daarmee is Vion in Boxtel uitgegroeid tot een megaslachterij die de maat en schaal van deze plattelandsgemeente in het groene hart van Brabant ver te boven gaat.

De druppel die de emmer doet overlopen is de vleeshal. Aanzienlijk groter dan het bestemmingsplan toelaat maar met een ongeclausuleerde ontheffing toch vergund.

Kans laten lopen

Het gemeentebestuur liet daarmee in 2019 een uitgelezen kans lopen om Vion te dwingen eerst zelf huisvesting te regelen voor zo’n 600 arbeidsmigranten die in deze enorme hal te werk worden gesteld. Bovenop de aantallen werkers die al in de slachterij werken en overal en nergens wonen.

De huisvesting van al deze arbeidsmigranten is inmiddels een groot maatschappelijk probleem, waar Vion geen verantwoordelijkheid voor neemt.

De bal ligt bij het gemeentebestuur van Boxtel, dat een Tilburgs uitzendbureau zo’n 400 Vionwerkers wil laten onderbrengen op een voormalig veehouderijcomplex in het buurtschap Vrilkhoven. De bewoners aldaar verzetten zich met hand en tand tegen deze vreemdelingeninvasie.

Het wachten is op een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant over de huisvestingsvergunning die de gemeente aan het uitzendbureau heeft verleend. Dan volgt mogelijk hoger beroep. Bestemmingswijziging en bouwvergunning vergen weer nieuwe procedures.

Een juridische uitputtingsslag dreigt.

Terwijl ordentelijke woonruimte voor de werkers er misschien wel nooit zal komen, is de betwiste vleeshal al gebouwd en in vol bedrijf. De vee-industrie trekt weer eens aan het langste eind.

Hoogwaardige hoogbouw nabij Vion?

Ondertussen denken bestuur en politiek in Boxtel er serieus over na om de spoorzone tegenover het NS-station aan te wijzen voor ‘kwalitatief hoogwaardige hoogbouw’. Deze potentiële bouwlocatie ligt slechts 400 tot 500 meter van het Vioncomplex.

Prorail is tegen dit plan omdat het dan tussen de flats door harder gaat waaien op de perrons. Héél vervelend voor de reizigers die daar op de trein staan te wachten. De spoorbeheerder vergeet hierbij te vermelden dat als die wind uit de richting van Vion komt, het voor deze passanten eveneens deerlijk kan gaan stinken. Menige treinreiziger die Boxtel aandoet heeft dat al eens meegemaakt.

En hoe hoogwaardig valt er te wonen in een industriegebied met uitzicht op een walmende varkensslachterij, naast één van Neerlands drukste treintrajecten? De gemeente zou beter moeten weten.

Zó slecht gaat het in Brabant al niet meer met de natuur, vinden provincie én rechter

In de stikstofprovincie Brabant heerst de ecologische noodtoestand. Maar volgens de Raad van State zit er al voldoende schot in het natuurherstel. Economisch kan er daarom weer het een en ander worden vergund.

Dat vloeit voort uit een opmerkelijke uitspraak waarmee de hoogste bestuursrechter op 14 februari 2024, de weg grotendeels vrijmaakte voor de ‘Gebiedsontwikkeling Oostelijke Langstraat’ (GOL).

Dit is een prestigieus provinciaal project om het hoofd te bieden aan de verkeersoverlast in het verstedelijkt gebied tussen Den Bosch-West en Waalwijk waar de snelweg A59 dwars doorheen loopt.

De plannen hiervoor zijn al sinds 2019 onder de rechter, mede dankzij de vlijmscherpe tegenstand van lokale bewonersgroepen die zich onder meer hebben verenigd in de Stichting van Gol naar Beter.

Hun ervaren milieuadvocaat Jan-Eelco Dijk speelt met succes de stikstoftroefkaart om de overheidsmachine te stuiten. De bewoners ijveren voor verbreding van de A59 in plaats van het verkeer als een olievlek over parallelwegen te verspreiden.

De oppositie legt het uiteindelijk toch af tegen een staaltje doorwrochte rechtspraak waarmee de Raad van State over hun hoofden heen meteen ook de deur opent naar versoepeling van het strakke provinciale stikstofbeleid.

Die deur zit in het slot sinds het bestuur van Brabant kort voor de provinciale verkiezingen van 2023 met de Wet Natuurbescherming in de hand, besloot voorlopig geen enkele vergunning meer te verlenen aan projecten die de stikstoflast voor de natuur vergroten.

Concrete aanleiding voor deze vergunningenstop waren analyses die de provincie had laten maken van de toestand der natuur in de 15 Europees beschermde Natura 2000-gebieden die Brabant telt, waaronder de Loonse en Drunense Duinen. Deze rapporten bevestigen de ecologische verarming die zich in het veld reeds lang voltrekt en bevelen herstelmaatregelen aan.

Stikstofprobleem gerelativeerd

Maar voor de GOL doen politiek (Provinciale Staten) en bestuurlijk Brabant (Gedeputeerde Staten) gezamenlijk hun uiterste best om het stikstofprobleem te relativeren. Zo wijzen zij de Raad van State op de ‘historische trend’ dat de stikstofbelasting sinds 2004 daalt in Nederland, en ‘naar mag worden aangenomen ook in Brabant’.

De provincie baseert zich hierbij op ‘de best beschikbare wetenschappelijke kennis’ die zij vervolgens in stelling brengt om aan te tonen dat deze trend zich ook daadwerkelijk aftekent in de Loonse en Drunense Duinen. Die worden direct geraakt door het GOL-project.

De provincie beroept zich hierbij op cijfers van Aerius: de rijksrekenmachine voor alles wat met stikstof en natuur te maken heeft.

De overbelasting van de Loonse en Drunense Duinen daalt volgens Aerius tussen 2018 en 2030 met 6 procent naar 16 procent van het areaal. Daarmee is 103 hectare van dit natuurgebied in goede conditie. Terwijl 535 hectare in meer of mindere mate overbelast blijft.

Daarmee komen de Loonse en Drunense Duinen niet in de buurt van de provinciale doelstelling dat in 2030 ‘minimaal de helft van de hectares natuur in de 15 Brabantse Natura 2000-gebieden op een aanvaardbaar stikstofniveau komen’.

Met alle maatregelen die de overheid – rijk en provincie – al neemt en nog in petto heeft om de natuurkwaliteit te verbeteren, valt niet eens te voorkomen dat de Loonse en Drunense Duinen verder achteruit kachelen. Dat concludeert de Ecologische Autoriteit in zijn beoordeling van de rapportage over de toestand van dit natuurgebied.

Volgens deze nationale natuurwaakhond moet er als de wiedeweerga een concreet herstelplan komen dat ook is gericht op verbetering van natuur en milieu in de omgeving van het Natura 2000-gebied.

‘Inzet voor natuur is voldoende’

Maar de provincie meent dat al haar inzet voor de Loonse en Drunense Duinen voldoende is en zal zijn om te borgen dat dit natuurgebied zal overleven.

En dat is de Raad van State met politiek en bestuurlijk Brabant eens! ‘Vast staat dat een daling van de stikstofdepositie heeft plaatsgevonden en aannemelijk is dat die daling zal blijven plaatsvinden.’

Als ondersteunend bewijs voor deze trend wijst de hoogste bestuursrechter op periodieke metingen van de concentraties ammoniak (stikstof uit dierlijke mest) die boven de Loonse en Drunense Duinen hangen. Deze metingen worden uitgevoerd onder gezag van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Zijn ammoniakmeetnet bestrijkt inmiddels 110 Nederlandse natuurgebieden.

Uit de RIVM-metingen blijkt dat de Loonse en Drunense Duinen sinds het piekjaar 2018 minder ammoniak over zich heen krijgt. Toch zijn de concentraties in dit natuurgebied nog altijd hoger dan in 2012 toen de metingen hier begonnen.

Vrijbrief voor gebruik stikstofrechten

De Raad van State schept met zijn redenering ruimte om de stikstoftoename als gevolg van het GOL-project te verlichten (‘mitigeren’) met een gelijkmatige stikstofafname. De provincie benut hiervoor de stikstofrechten van twee veehouderijen in de directe omgeving die zijn opgedoekt en dus geen ammoniek meer uitstoten.

Dit is het ingenieuze concept van externe saldering met agrarische stikstofrechten die andere economische activiteiten mogelijk maken. De Raad van State zet in zijn uitspraak van 14 februari duidelijk op een rij aan welke voorwaarden externe saldering wel en niet moet voldoen.

Soepele regels

In al hun details zijn de regels tamelijk soepel. Het gaat in de veehouderij om ammoniak uit poep. De hoeveelheid stikstofgas die daarmee de lucht in gaat hangt af van het aantal dieren dat een boer mag houden. Dat bepaalt zijn milieu- cq natuurvergunning. Zolang hij die vergunning (en) heeft, beschikt die boer over stikstofrechten. Niet nodig is dat er dan ook nog vee in zijn stallen staat.

Geen wonder dus dat de handel in deze rechten floreert. De provincie kocht in 2020 voor 3,5 miljoen euro zelfs een complete rundveehouderij in Drunen om daarmee voldoende stikstofrechten voor de GOL in handen te kunnen krijgen.

Bemeste maïsakker wordt natuur

Deze aankoop omvat ook een pachtcontract met natuurbeheerder Natuurmonumenten voor een bemeste maïsakker van 8 hectare binnen de Loonse en Drunense Duinen. Contract en bemesting zijn beëindigd en het bijbehorende stikstofsaldo is verrekend met het verkeersproject. Ook deze vorm van saldering valt onder de juridische spelregels. De maïsakker van 8 hectare kan na een halve eeuw te zijn doorbemest nu eindelijk in natuur worden omgezet.

Externe saldering is hét glijmiddel om aan de stikstofklem te ontsnappen, maar wordt met de vergunningenstop geblokkeerd door de provincie. Haar eigen saldering ten gunste van de GOL stamt van voor die tijd geen blijft dus buiten schot.

De weg bij de Kampina kan ook vergund

Het kan bijna niet anders dat de rechterlijke uitspraak van 14 februari ook ruimte vrijmaakt voor andere projecten die nog op stapel staan. Zoals een verbindingsweg naar het bedrijventerrein Ladonk die Boxtel oostelijk van het natuurgebied de Kampina wil aanleggen.

Volgens de gemeente is deze weg nodig om de beruchte dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat te kunnen afsluiten en het centrum van Boxtel eindelijk te verlossen van doorgaand verkeer naar Ladonk.

Het omgevingsplan voor dit nieuwe stuk asfalt ligt inmiddels voor de tweede keer bij de Raad van State. Maar er is ook nog een natuurvergunning nodig. Om die te kunnen krijgen heeft de gemeente stikstofrechten gekocht van een gestopte veehouder aan de Oirschotse kant van de Kampina.

Om de rechten voor die weg te mogen benutten, moet zijn aangetoond dat de overbelasting van dit Europees beschermde natuurgebied al door andere overheidsmaatregelen aan het dalen is.

Volgens het spoorboek dat de Raad van State hanteert voor de Loonse en Drunense Duinen, moet die afname blijken uit modelberekeningen en worden ondersteund door ammoniakmetingen.

En dat blijkt ook in de Kampina het geval! Volgens Aerius zal 31 procent van de natuur hier in 2030 ecologisch veilig zijn. En metingen vertonen sinds 2018 een dalende neerslag van ammoniak op de Kampina.

Dat Boxtel de natuurvergunning voor die weg in het provinciehuis nu ook snel los krijgt, staat te bezien. Want dan moeten er in deze gemeente en daarbuiten natuurvergunningen volgen voor woningbouwprojecten waarvoor stikstofrechten van dezelfde Oirschotse boer zijn gekocht.

Einde vergunningenstop

En daar zal het niet bij blijven. Want juridisch gezien gaat het met de meeste Natura-2000 gebieden in Brabant al beter. Dat betekent het einde van de provinciale vergunningenstop, althans voor niet-agrarische ontwikkelingen.

Voor de intensieve veehouderij liggen de kaarten anders. Boeren die vooruit willen, kunnen geen kant op bij gebrek aan stalsystemen die in praktijk ook werkelijk onder de vereiste stikstoflimieten blijven. Daar is nog geen oplossing voor.

Ook minder vee betekent minder stikstof

De provincie heeft in in de GOL-zaak geopperd om als alternatieve mogelijkheid in haar omgevingsverordening op te nemen dat boeren ook aan de limieten kunnen voldoen door ‘het houden van minder dieren’. ‘Want wij schrijven geen stalsystemen voor, maar emissiereductie-eisen waar op verschillende manieren aan kan worden voldaan’, aldus Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten in ‘nadere stukken’ aan de Raad van State.

Zouden politiek en bestuur dit werkelijk serieus menen?

Want zodra een Brabantse boer met verouderde stallen wordt verplicht om te voldoen aan de provinciale stikstofeisen moet hij genoegen nemen met minder dieren en dientengevolge met een lager inkomen. Betekent dit het einde van zijn bedrijf, dan kan deze boer zijn stikstofrechten verkopen aan projectontwikkelaars en allerlei overheidsinstanties die wegen willen aanleggen, huizen willen bouwen, enzovoort.

Hoe meer veehouders hun stikstofrechten verkopen hoe meer ruimte ontstaat voor andere economische activiteiten. En de natuur pikt ook een graantje mee omdat 30 tot 40 procent van de verhandelde rechten van overheidswege wordt geschrapt.

Juridische lijdensweg

Ondertussen kan de provincie in de Langstraat nog steeds niet aan de slag. De Raad van State heeft de juridische lijdensweg met het GOL-project verder verlengd omdat de verkeersplannen nog immer gebreken vertonen die zijn eindoordeel in de weg staan.

Zo is aanleg van nieuwe natuur ter compensatie van de oppervlakte groen die door het project verdwijnt juridisch niet zeker gesteld. En het lijkt erop dat de stikstofrechten van de tweede gestopte boer (in Vlijmen) al eerder zijn benut. Als de provincie het tegendeel niet kan aantonen, moet zij andere stikstofrechten gebruiken om de GOL te kunnen uitvoeren. Dat is ingewikkeld.

Een en ander moet van de Raad van State binnen 39 weken zijn opgehelderd dan wel gerepareerd. Mocht hiervoor wéér een GOL-besluit van Provinciale Staten nodig zijn, dan wordt het aanpoten.

Schadevergoeding betaald

De GOL is nu zo’n vijf jaar in procedure. De Raad van State heeft inmiddels zo onredelijk lang over deze rechtszaak gedaan dat wegens overtreding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aan drie appellanten in totaal 8500 euro schadevergoeding wordt uitbetaald.

In het stikstofdoolhof is rechtspraak op de vierkante centimeter onvermijdelijk. De Raad van State bepaalt de economische speelruimte ten opzichte van het natuurbelang. Hij doet hierover aan de lopende dwingende uitspraken in beroepszaken die belangengroepen aanspannen.

Politiek en bestuur blijken zelf niet (meer) in staat de veehouderij en daarmee het stikstofprobleem onder controle te krijgen. Dat is de vertegenwoordigende democratie inmiddels boven de pet gegroeid.

Rechtsgang tegen Boxtelse Vionvergunning is een klucht

Je struikelt de laatste tijd over de bekende Nederlanders die, al dan niet juridisch hooggeschoold, alarm slaan over het behoud van de rechtsstaat.

Want de PVV dreigt na haar eclatante verkiezingszege aan het nationale bewind te komen. En deze club heeft geen boodschap aan de grondwettelijke rechten van burgers die volgens Geert Wilders cs in dit land niet thuishoren. Alle hens aan dek dus voor andere partijen die de Grondwet wél respecteren.

Interessant hierbij is vooral de positie van NSC-leider Pieter Omtzigt. Bij de ontrafeling van het kindertoeslagenschandaal eiste dit toenmalige CDA-parlementslid bij herhaling dat de regering móét voldoen aan haar grondwettelijke plicht om de volksvertegenwoordiging de informatie te geven waar zij om vraagt.

Inmiddels hamert Omtzigt vooral op het belang om wetten verplicht te gaan toetsen aan de Grondwet zodat ze daarmee overeenstemmen. Om dit mogelijk te maken moet de Grondwet worden gewijzigd. Dat kost tijd en vergt een bestendige parlementaire meerderheid.

Overbelaste rechtspraak

Waar je Omtzigt in zijn zorgen over de gapende kloof tussen overheid en burger, niet over hoort is de overbelasting van de rechtspraak. Die neemt langzamerhand epidemische vormen aan en ondermijnt de rechtszekerheid. Burgers die zich verzetten tegen overheidsvergunningen en -plannen moeten steeds langer wachten voor zij bij de bestuursrechter aan bod komen.

Vooral de Raad van State kampt met een stuwmeer aan beroepszaken, de zogeheten bodemprocedures, die worden verdrongen door een veelheid aan spoedeisende en juridisch ingewikkelde kwesties waaraan de hoogste bestuursrechter steeds meer tijd kwijt is. Daar lijkt geen kruid tegen gewassen.

De bizarre zaak tegen Vion

Een bizar gevolg van vastlopende rechtspraak doet zich voor in de zaak tegen de varkensslachterij van Vion in Boxtel. Door de jaren heen verleende de overheid steeds weer vergunningen voor verdere uitbreiding van deze milieuvervuilende mastodont op het bedrijventerrein Ladonk, die successievelijk een steeds grotere plaag voor de omgeving werd.

Laatste wapenfeit in deze reeks is een reusachtige vleesverwerkingshal waar honderden arbeidsmigranten te werk worden gesteld. De gemeente Boxtel verleent daarvoor op 3 september 2019 een omgevingsvergunning, terwijl de provincie op 14 juli 2020 over de brug komt met een natuurvergunning.

Beide vergunningen worden aangevochten door bewoners van Stapelen, een appartementencomplex onder de vuile rook Van Vion. Bij de inspanningen die dat vergt help ik ze een handje. Eerst in beroep bij de rechtbank Oost-Brabant die de vleesverwerkingshal legitimeert en vervolgens op 8 juni 2021 en 6 februari 2022 in hoger beroep bij de Raad van State.

Twee jaar en acht maanden later, het is inmiddels februari 2024, hebben de rechtsprekers aan de Haagse Kneuterdijk zich nog altijd niet over deze vergunningen gebogen.

Intussen heeft Vion de vleeshal voor eigen risico gebouwd en al twee jaar in gebruik.

Ook de gemeente Boxtel trekt zich niets aan van het nog lopende hoger beroep.

In haar opdracht verleent de Omgevingsdienst Brabant Noord op 24 november 2023 een zogeheten revisievergunning aan Vion. Die vervangt in één klap alle voorafgaande vergunningen, zo volgt uit de wet omgevingsrecht. En daarmee verdwijnt ook de nog aangevochten gemeentelijke vergunning van 13 september 2019.

Mag deze vergunning die nog onder de rechter is, zomaar aan de kant worden geschoven?

Dat vraag ik de gemeente voordat zij de finale beslissing over de aanvraag van Vion neemt. (In het corpulente revisiedossier wordt over deze kwestie met geen woord gerept).

De omgevingsdienst antwoordt dat voor uitstel ‘geen juridische grondslag is en wij een beslissing moeten nemen’.

Hoezo moeten?

In de wet staat slechts dat het bevoegd gezag een revisievergunning ‘kan’ verlangen. Boxtel is dus niet verplicht om gebruik te maken van een administratieve bevoegdheid waarmee slechts wordt gelegitimeerd dat de megaslachterij tot in lengte van jaren op volle toeren kan doordraaien zonder dat leefklimaat en natuur deugdelijk tegen haar overlast en vervuiling worden beschermd.

Harde belofte niet terug te vinden

Een harde gemeentelijke belofte, bij monde van burgemeester Van Meygaarden tijdens een bewonersbijeenkomst op 27 september 2013, om Stapelen en omgeving beter te willen beschermen tegen het lawaai van Vion, is twee maanden later in de revisievergunning niet terug te vinden.

De firma klopt zich in zijn aanvraag op de borst dat zij al fors heeft geïnvesteerd in geluidbeperkende maatregelen. Onvermeld blijft dat de gemeente die moest afdwingen nadat Vion de voorgeschreven geluidslimieten jarenlang straffeloos kon overschrijden.

De Boxtelse burger wordt nu het bos in gestuurd met een flutvergunning waarmee de gemeente zonder enig probleem had kunnen en in ieder geval fatsoenshalve had moeten wachten tot de Raad van State heeft geoordeeld over de bezwaren van Stapelen tegen de vergunning uit 2019.

Opnieuw naar de rechter

Nu de revisievergunning eenmaal is vastgesteld, is de vergunning uit 2019 gedoemd te verdwijnen en worden de omwonenden juridisch afgeserveerd. Deze strategie van het bevoegd gezag valt alleen nog te doorkruisen door de revisievergunning aan te vechten, zodat in ieder geval de belangen van Stapelen, milieu en natuur in deze procedure nog aan bod komen. Hiertoe is begin januari beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant. Dit is volharden tegen de klippen op.

Nota bene twee weken later kondigt de Raad van State eindelijk aan het hoger beroep tegen de vergunning van 2019 op 15 april 2024 te gaan behandelen.

De hoogste bestuursrechter heeft inmiddels te maken met een vergunning die is vervangen door de revisievergunning, maar die niet is vervallen. Dat gebeurt pas als de revisievergunning definitief van kracht wordt. Daarover oordeelt in beroep eerst de rechtbank Oost-Brabant, later mogelijk gevolgd door de Raad van State in hoger beroep.

De juridische klucht die zich hier afspeelt is illustratief voor de kloof tussen burger, overheid en rechtspraak.

In Boxtel wil PvdAGroenLinks alvast van burgemeester en wethouders weten of de revisievergunning indruist tegen de beginselen van de rechtsstaat.

Volgens de bestuurders is er niets aan de hand. Want het beroep tegen de vergunning van 2019 blijft automatisch (‘van rechtswege’) van kracht en wordt dus gewoon door de rechter beoordeeld. ‘Wij hebben gehandeld zoals de rechtsstaat dat van ons verlangt.’

Met de stem van de onvrede richting minderheidskabinet

De zwevende stem van de onvrede. Daar heeft Geert Wilders donderdag zijn eclatante verkiezingszege aan te danken.

Ook Pieter Omtzigt appelleerde met doorslaand succes aan het heersende ongenoegen in de samenleving. Caroline van der Pas, hun medewinnaar in de jacht op kiezers die verandering willen, deed wél een forse stap terug ten opzichte van de provinciale statenverkiezingen in 2022 toen haar BBB de grootste partij van het land werd.

Verkiezingen zijn meer dan ooit verworden tot grillige dagkoersen van structurele burgerlijke onvrede. Vandaag ben je populair, morgen een verliezer. Dat is politiek in onze welvaartsdemocratie.

De drie partijen zijn het aan hun kiezers verplicht nu met elkaar te gaan regeren. Aangezien zij samen maar 64 van de 150 zetels in de Tweede Kamer bezetten, zullen hun leiders de moed moeten hebben een minderheidskabinet in elkaar te timmeren.

De VVD als gedoger

Dus zonder deelname van de verliezende VVD, die wél gedoogsteun kan verlenen op overkoepelende hoofdthema’s als beperking van het aantal asielzoekers en arbeidsmigranten, een boervriendelijke aanpak van de stikstofcrisis, het vlottrekken van de woningbouw, stimulering van kernenergie en beteugeling van de Europese invloed.

De VVD komt daarmee in dezelfde comfortabele positie die Wilders had in 2010 als omstreden gedoger van het VVD/CDA-kabinet onder premier Rutte. De PVV-leider blies dit kabinet al na anderhalf jaar op, toen het hem te heet onder de voeten werd.

Voordeel van deze aanpak moet zijn dat zo’n minderheidskabinet over twee tot drie maanden aan het werk kan. In politiek verdeeld Nederland is dat tegenwoordig een wereldrecord maar de ontevreden kiezer verlangt daadkracht. Het afgetakelde demissionaire kabinet Rutte moet zo snel mogelijk wegwezen. Dat betekent afspraken maken op hoofdlijnen en doorpraten tijdens de feestdagen.

Stevig risico met Wilders

Regeren met de populist en PVV-alleenheerser Geert Wilders is een stevig risico. Om dat beheersbaar te maken moet hij zeker minister-president worden. Wilders heeft dan zijn handen vol om te functioneren als leider van een ministerploeg en boegbeeld van Nederland, temeer daar nog moet blijken of deze politieke rot ook bestuurlijk potten kan breken.

De bestuurskracht van het hele kabinet Wilders wordt zonder meer een avontuur met drie partijen zonder enige bestuurlijke traditie.

Het Torentje beteugelt in ieder geval de bewegingsvrijheid van Wilders die als partijleider in de Tweede Kamer een kampioen was in het schofferen van ministers en politieke tegenstanders.

Een PVV-minister van migratie

Onontkoombaar is ook dat de PVV rechtstreeks verantwoordelijk wordt voor het migratiebeleid. Dat haar minister de toestroom van buitenlanders wél fors zou kunnen indammen, valt overigens ernstig te betwijfelen. Wilders heeft op dit thema zo hoog van de toren geblazen dat het straks prijsschieten wordt voor de oppositie!

Essentieel is voorts dat de minister van Financiën géén PVV-er wordt. Want forse bezuinigingen op de uit de hand lopende staatsuitgaven staan op stapel om Nederland kredietwaardig te houden. Wilders moet daarbij niet de kans krijgen om via de achterdeur bijvoorbeeld de publieke omroep en de culturele sector financieel af te knijpen, zoals hij heeft beloofd, om met dat geld leuke dingen voor de mensen te kunnen doen.

Ook de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken moet van andere politieke huize dan de PVV zijn. De belangrijkste taak van deze diplomaat wordt namelijk om Wilders in toom te houden, omwille van ’s lands internationale aanzien.

BBB moet zelf de stikstofcrisis te lijf

Onvermijdelijk in het te vormen minderheidskabinet is dat Van der Plas een minister van landbouw levert die de stikstofcrisis te lijf gaat. Zij heeft deze zware klus met een hoog afbreukrisico zelf over de BBB afgeroepen.

Omtzigt zal op zijn beurt de ministers van sociale zaken en bestuurlijke vernieuwing willen leveren om zijn belangrijkste verkiezingsbeloften te kunnen waarmaken.

Natuur en milieu zijn de sigaar

Het lijkt een illusie dat een PVV-NSC-BBB-kabinet in staat zal zijn de structurele onvrede in de samenleving in te dammen, ook al zou deze ploeg de volle vier jaar aan het bewind blijven. Dat laatste is overigens niet te hopen voor natuur en milieu die in dit land stevig onder druk staan. Aanpak van deze problemen is dringend noodzakelijk, maar zal in het minderheidskabinet geen prioriteit krijgen.

Dat natuur en milieu de sigaar worden is nu eenmaal de prijs van deze verkiezingsuitslag die een kabinet van andere samenstelling vrijwel onmogelijk maakt.

Het enige werkbare alternatief is dat GroenLinks/PvdA en de VVD met elkaar (en met Omtzigt) in een kabinet kruipen. Dat deed de PvdA al eens onder leiding van Diederik Samsom, met fatale gevolgen. Frans Timmermans is gewaarschuwd!

Democratie is geen feest in Afrika, maar doet ons gave land het dan zoveel beter?

Dave Pepler kan zijn ogen niet geloven. Sprakeloos is de bekende Zuidafrikaanse natuuronderzoeker en milieuactivist als hij vanaf het vliegveld van Kigali een onwerkelijk proper en afvalvrij land in rijdt. Geen spoor van vervuiling en ander gemors in de hoofdstad van Rwanda!

Gunstige uitzondering in Afrika. ‘Bykans elke stad op ons kontinent is ’n nagmerrie van besoedeling, onvoltooide projekte, opdrifsels van vuilgoed en lugbesoedeling’, schrijft Pepler in een van zijn vele brieven over de reizen die hij als natuurgids over de wereld maakte. Brieven die hij voorlas op Radio Sonder Grense, de zender die dagelijks de thermometer in Afrikaansstalig Zuid-Afrika steekt.

Bezoedeld in Zuid-Afrika is ook de Kaapse vlakte met haar vele townships waar armoede en zware criminaliteit welig tieren. Wie Cape Town International Airport verlaat en de snelweg N2 oprijdt wordt daar direct mee geconfronteerd. ‘Stop hier niet! ‘, waarschuwt een groot bord voor de ‘High Crime Zone waarin u zich begeeft’. Verstandig dus om deze raad op te volgen en linea recta door te rijden naar het fraaie Kaapstad rond De Tafelberg waar het goed en tamelijk veilig toeven is.

Ontegenzeggelijk wringt hier het nodige. Zo ervaart dezer dagen de Amerikaan Waltel Fischel als hij vanaf de luchthaven op aangeven van zijn GPS de kortste route naar vrienden in Simonstown neemt. Die loopt door het beruchte township Nyanga. Dat merkt Fischel als het te laat is. Aan het stuur wordt hij op klaarlichte dag in zijn gezicht geschoten en vervolgens beroofd.

‘Blij dat ik nog leef’

‘Ik ben blij dat ik nog leef. Dit is niet het beeld van Kaapstad dat aan de buitenwereld wordt verkocht’, doet de Amerikaan in het ziekenhuis zijn verhaal aan dagblad Die Burger. De verwondingen vallen mee en ja hij gaat toch nog op bezoek bij zijn vrienden in Simonstown en komt zeker een keer terug naar Zuid-Afrika. ‘Maar dan kijk ik wél uit waar ik rij.’

Walter Fischel is de laatste maanden bepaald niet de enige toerist die op de Kaapse vlakte wordt beroofd. Slecht nieuws zo kort voor het hoogseizoen, met veel buitenlandse toeristen op komst. Op verzoek van de Zuidafrikaanse autoriteiten heeft Google Maps Nyanga inmiddels uit de routeplanning gehaald.

Sociale revolutie na de genocide

Van de Kaapse ellende is in Rwanda niets te bespeuren. Op zijn eerste natuurreis door dit kleine, zeer dichtbevolkte Oostafrikaanse land is Dave Pepler een en al lof. Na een volkerenmoord van ongekende omvang in 1994, voltrok zich daar ‘een van de meest verrassende en verfrissende sociale revoluties die ik ooit heb gezien’, betoogt Pepler.

Netheid, orde en discipline beheersen het openbare leven. Hij ontwaart veel biologische landbouw, gerund door coöperaties die schoon voedsel ook betaalbaar houden.

‘Wanneer de politieke wil er is en de corruptie wordt uitgeroeid, is alles mogelijk. Laat een ieder die ogen heeft om te zien en oren om te horen nu kennis nemen van de successen van Rwanda’, besluit Pepler zijn lofzang op het beleid van Paul Kagame.

De eeuwige president

Deze generaal heerst al bijna 30 jaar over het land en wil zich in 2024 opnieuw voor zeven jaar tot president laten kiezen. Het maximum van twee bestuurlijke termijnen zat er voor Kagame in 2017 al op, maar daar werd toen via een Grondwetswijziging een mouw aangepast.

Zijn volgende verkiezingszege zal wederom onwaarschijnlijk groot zijn. Serieuze oppositie ontbreekt in Rwanda want die heeft Kagame uitgeschakeld, evenals de onafhankelijke media.

Hotel Rwanda

De president verkeek zich in dit fanatisme echter op de ontvoering en opsluiting van zijn prominente politieke tegenstander Paul Rusesabagina, de held die tijdens de genocide zo’n 1000 Rwandezen het leven redde en model stond voor de filmkraker hotel Rwanda. Onder druk van de VS waar Rusesabagina al jaren woont, liet Kagame de tot 25 jaar gevangenisstraf veroordeelde zakenman rap weer vrij.

Goede betrekkingen met het Westen zijn belangrijk voor de Rwandese economie. In dat spel is Kagame doorgaans zeer bedreven. Laatst nog sloot hij een akkoord met de Britse regering om uitgewezen vluchtelingen uit Groot-Brittanië in Rwanda op te nemen. Uiteraard zou daar flink voor worden betaald, maar de Britse rechter verbood de deal omdat die vluchtelingen in Rwanda niet veilig zouden zijn voor deportatie naar hun thuisland.

Rwanda is onder het autoritaire én competente bewind van Kagame uitgegroeid tot een stabiel land dat zich gestaag ontworstelt aan diepe armoede en sociale ongelijkheid, zo blijkt uit statistische gegevens. Dat is een wapenfeit van formaat in Afrika waar het ritselt van de potentaten die bovenal zichzelf en hun aanhang verrijken.

Olie en armoede in Gabon

Neem de Bongo-clan die 56 jaar heerste over het olierijke Gabon waar het geld binnenstroomt terwijl 30 procent van de mensen in dit dun bevolkte land nog steeds in armoede leeft. De militairen die dit jaar een einde maakten aan het Bongobewind werden door het volk dan ook als bevrijders ingehaald.

Dit was de zevende militaire staatsgreep in West- en Centraal Afrika sinds 2020, en vrijwel al die coups kregen steun uit de bevolking. De mensen voelen zich buitengesloten door de politiek die geen sociale vooruitgang tot stand weet te brengen. Westerse organisaties hebben daar ten onrechte geen oog voor, betoogt universitair onderzoeker Nontobeko Hlela in het Zuidafrikaanse kwaliteitsweekblad Mail&Guardian.

Bedreigen staatsgrepen in Afrika de democratie?‘, bekopt Hlela haar intrigerende opinieartikel waarin zij ook haperingen ontwaart in de alom bejubelde democratiën van India, de Verenigde Staten en Israël. Want in deze landen worden de rechten van complete bevolkingsgroepen met voeten treden.

Een beter leven in plaats van verkiezingen

Zuid-Afrika heeft zichzelf na een lang en bitter gevecht op eigen kracht bevrijd van de apartheid. Maar na 30 jaar democratie laat de laatste Afrobarometer volgens Hlela zien dat 67 procent van de ondervraagden in dit land bereid is verkiezingen op te geven als een niet-gekozen regering maar voor veiligheid, huizen en banen kan zorgen.

De onderzoekster beschouwt deze uitkomst als een duidelijk teken aan de wand dat het democratisch systeem op losse schroeven komt te staan als het geen betekenisvol verschil meer kan maken in het leven van mensen.

In dit verband is het ook opvallend hoeveel moeite politieke partijen en overheidsinstanties moeten doen om Zuidafrikanen te bewegen zich te laten registeren voor de komende nationale verkiezingen. Met alarmerende leuzen als ‘Registreer om Zuid-Afrika te redden’, worden kiezers vooral opgeroepen om in 2024 met hun stem een einde te maken aan de alleenheerschappij van het ANC. De populariteit van deze oude bevrijdingsbeweging die bijna 30 jaar de lakens uitdeelt, is al geruime tijd tanende als gevolg van wanbestuur en corruptie.

Opiniepeilingen laten zien dat het ANC voor het eerst in haar bestaan op zoek zal moeten naar coalitiepartners om aan het bewind te kunnen blijven.

Regeren kan met de populist en voormalig ANC-er Julius Malema die met zijn economische vrijheidsstrijders van de EFF het oude nest electoraal bevecht.

Dat kan ook met de liberalen van de Democratische Alliantie (DA). Maar de tweede partij van het land is nu juist een monsterverbond met zeven andere oppositiepartijen aangegaan om het ANC volledig uit de macht te verdrijven. Een aansprekende kandidaat voor het presidentschap ontbreekt echter in dit gezelschap.

Of deze bonte alliantie na de verkiezingen stand zal houden valt te betwijfelen, gezien ook de onderlinge wedijver tussen diverse partijbonzen.

Samen tegen de ander

Halfslachtige coalities waar diverse gemeenten al sinds jaar en dag mee worstelen, leggen genadeloos bloot dat het in politiek Zuid-Afrika vooral ‘samen tegen de ander’ is. Dat demonstreren ANC en EFF in Johannesburg. Om een burgemeester van de DA weg te krijgen, hebben deze partijen voor de bestuurlijke leiding over ’s lands belangrijkste metropool een marionet van een kleine partij aangesteld. Want zij gunnen deze prestigieuze burgemeesterspost elkaar ook niet.

Inmiddels heeft de EFF bekend gemaakt uit alle lokale coalities met het ANC te stappen om straks nationaal zoveel mogelijk stemmen binnen te slepen. Opportunisme ten top, allesbehalve in het publieke belang.

En de Nederlandse democratie dan?

Is het in de Nederlandse democratie zoveel beter gesteld? Dat kan zo kort voor de verkiezingen van 22 november niet onbesproken blijven. Wij moeten alweer naar de stembus omdat de vier partijen in het huidige kabinet samen niet meer door één deur konden. Ze waren na de vorige verkiezingen opnieuw tot elkaar veroordeeld. Dan is coalitiepolitiek ten dode opgeschreven.

Welke partij wordt de grootste, welke coalitie komt er en wie wordt dientengevolge de volgende premier? Leuk gezelschapsspel in de talkshows maar feitelijk is daar in politiek verspinterd Nederland geen zinnig woord over te zeggen. Want de helft van de kiezers weet het nog niet. De VVD en NSC van Pieter Omtzigt gaan in laatste peilingen aan kop, op enige afstand gevolgd door PvdA/GroenLinks.

Samen hebben de drie koplopers volgens deze peilingen ongeveer de helft van de 150 kamerzetels, dus groot is hier niet echt groot. Voor een stabiele meerderheid zijn straks opnieuw vier partijen nodig. Dat wordt wéér langdurig onderhandelen tot op de vierkante millimeter.

In het landsbelang moet het sneller. Een minderheidskabinet zou kunnen. Maar wie durft zich nog na het echec van CDA en VVD met de PVV afhankelijk te maken van partijen die op elk moment de stekker eruit kunnen trekken?

Een zakenkabinet wellicht?

Zet een aantal vakkundige bestuurders van diverse politieke pluimage op basis van de verkiezingsuitslag bij elkaar om op hoofdlijnen een beleid uit te stippelen dat hout snijdt. Leg hun plan voor aan de Tweede Kamer en ga na parlementaire goedkeuring aan de slag.

Klinkt goed, maar is ongetwijfeld te simpel geredeneerd. Want wie steekt zijn nek hiervoor nog uit? Het is immers in dit verdeelde land vrijwel onmogelijk om te regeren met blijvende steun.

Krachtig bestuur wordt per definitie impopulair want dat tast onvermijdelijk gevestigde belangen aan. Om vooral te kunnen behouden wat we aan welvaart en meningsverschillen hebben, kom je niet verder dan pappen en nathouden.

Omtzigt en het vertrouwen van de burger

Pieter Omtzigt wil bovenal het vertrouwen van de burger in de overheid herstellen. Die kans moet hij vooral zien te grijpen als zijn partij de grootste wordt en dat zit er langzamerhand dik in. Hij heeft de sympathie als uitdager van de gevestigde politieke orde.

Met PvdA/GroenLinks valt voor Omtzigt zaken te doen over hervorming van de rechtspraak. Hoofdpunt hierbij is toetsing van wetten aan de Grondwet mogelijk te maken. Met daarbij ook een reorganisatie van de Raad van State waar bestuursrechtspraak en wetsadvisering elkaar in de weg zitten.

Dat laatste werd pijnlijk zichtbaar in het kindertoeslagenschandaal waar Omtzigt als kamerlid tegen ten strijde trok. De Raad van State waarschuwde eerst voor de risico’s van de toeslagenwet maar deed vervolgens als bestuursrechter jarenlang niets om burgers te beschermen tegen kwalijke toepassing van deze wet door de belastingdienst.

Omtzigt heeft in zijn verkiezingsprogramma echter geen oog voor twee nijpende problemen die de rechtzoekende burger danig parten spelen. Die moet steeds langer wachten, soms jaren, voordat de overbelaste rechter aan zijn of haar (hoger) beroep toekomt. En als die burger zelf ten strijde trekt tegen verdere aantasting van de natuur wordt hij of zij zonder pardon juridisch afgeserveerd. Dat is het gevolg van een blokkade die de politiek jaren geleden heeft opgeworpen en die door de Raad van State steeds strikter wordt toegepast.

Met de aanpak van deze ernstige gebreken is de burger meer geholpen dan met een herziening van de Grondwet. Dat is een taaie procedure die uiteindelijk een tweederde meerderheid vergt in zowel Tweede als Eerste Kamer.

Omtzigt wil al die wetten laten toetsen door een speciaal in het leven te roepen Constitutioneel Hof en deze taak dus niet neer te leggen bij de (al overbelaste) bestuursrechter zoals het nog zittende kabinet heeft voorgesteld op basis van een juridische exercitie. Verdeeldheid ligt hier in het verschiet, waardoor deze hervorming van de democratie geen feest maar een worsteling wordt.

Omtzigt wil ook sleutelen aan het kiesstelsel. Kandidaten voor de Tweede Kamer moeten voortaan voor het overgrote deel per district worden gekozen, om een einde te maken aan de heersende oververtegenwoordiging van volksvertegenwoordigers uit de randstad. ‘De zorgen van mensen uit alle delen van het land worden zo beter gehoord in het parlement.’

Sympathiek plan waar ook weer de nodige koffie over valt te zetten. Want zijn de vele krap bemenste politieke partijen en opkomende bewegingen wel bij machte om overal in den lande voldoende kwaliteit op de been te brengen? Ook deze systeemhervorming zou het daarom bij nader inzien wel eens niet kunnen halen.

Waar kunnen wij het kortom in dit gave Westerse land voor de verandering nog wél fundamenteel over eens worden?

De natuur krijgt nu écht aandacht van de provincie, maar wat betekent dat dan?

‘We luisteren écht. Daarbij zijn we ook eerlijk. Met zoveel verschillende belangen in Brabant, is het niet altijd mogelijk iederen tevreden te stellen. We kunnen er wel voor zorgen dat onze besluiten uitlegbaar zijn en in begrijpelijke, heldere taal zijn geschreven’.

Dat beloven zes politieke partijen in ‘Samen maken wij Brabant’, hun gezamenlijke vertrekpunt voor vier jaar provinciebestuur.

Hoe gaan zij dat waarmaken?

Maar liefst 50 pagina’s zijn nodig om voor elke partij wat wils op te kunnen schrijven. Dat maakt dit bestuursakkoord van VVD, GroenLinks, PvdA, SP , D66 en Lokaal Brabant tot een ratjetoe van voornemens, inspanningen, opties, en onderzoeken die al dan niet tot resultaten moeten leiden.

Johann Wolfgang von Goethe’s adagium uit 1802 – In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister – was bij het componeren van dit geschrift geenszins aan de orde.

Wat verkondigt deze coalitie zoal over de natuur?

‘Wij zien dat onze natuur kwetsbaar is en dat de biodiversiteit en beschermde plant- en diersoorten afnemen en verdwijnen door verdroging en de gevolgen van stikstofuitstoot’, constateren de zes partijen.

Deze verschraling is al decennia aan de gang.

‘De verslechterde staat van de natuur leidt er ook toe dat Brabant nog maar weinig ruimte heeft voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen’

Hier wordt gedoeld op de stikstofcrisis.

‘We zullen onze natuur actief moeten beschermen en in balans moeten brengen met activiteiten binnen de grenzen van wat de natuur en de omgeving aankunnen.’

Deze opdracht wordt alsvolgt bekrachtigd:

‘De natuur verdient de komende periode écht onze aandacht.’

Dit duidt op een trendbreuk ten opzichte van het verleden waarin het er kennelijk niet écht van is gekomen. Deze opkomende gedachte wordt onmiddellijk weer de kop ingedrukt:

‘Echter, we constateren verschillende meningen als het gaat over natuur: voor sommigen doen we ’te veel’ en voor anderen ‘lang niet goed genoeg’.

Conclusie?

‘Wij baseren ons op feiten en het is aan ons om op basis daarvan keuzes te maken in het algemeen belang van Brabant en de Brabander.’

Welke keuzes?

Het hoofdstuk ‘Wat gaan we doen?’ begint aldus:

‘Samen met de manifestpartners gaan we aan de slag om de natuur in de beschermde Natura 2000-gebieden en de overgangszones daaromheen zo snel mogelijk te herstellen en te versterken. Het versterken van deze natuur moet er tevens toe leiden dat we gefaseerd weer vergunningen in het kader van de Wet Natuurbescherming kunnen verlenen. We beginnen met die natuurgebieden waar we het snelste resultaat kunnen bereiken.’

Welke natuurgebieden dat zijn blijft onvermeld. Elders in het bestuursakkoord wordt wél alvast duidelijk dat de provincie ook weer vergunningen wil gaan verlenen voor het omstreden hergebruik van oude stikstofrechten, in het jargon externe saldering geheten. Terwijl het schrappen van deze rechten juist helpt om de milieudruk op de natuur te verlagen.

Het bestuursakkoord gaat mank aan concrete voorstellen ten gunste van de natuur. Verwezen wordt vooral naar talloze nota’s over beleidsvoornemens die in vaagheid blijven hangen.

Mijnenveld

De coalitiepartijen duiken wél dieper in het juridisch mijnenveld dat de stikstofcrisis omringt. Ondanks het gebrek aan betrouwbare apparatuur die de uitstoot van stikstof minimaliseert, blijven boeren gebonden aan een uiterste termijn waarop veestallen moeten zijn uitgerust met zulke installaties.

De provincie heeft deze stallendeadline blijkens het bestuursakkoord juist nodig om te voorkomen dat zij vergunningen moet gaan intrekken van willekeurige veehouderijen die de natuur zwaar belasten met stikstof.

Deze verdedigingslinie (‘verweerlijn’) wordt opgetrokken tegen Mobilisation for the Environment (MOB), de juridisch succesvolle milieuorganisatie van Johan Vollenbroek.

MOB bestookte de provincie al met verzoeken om natuurvergunningen in trekken cq veehouderijen tot sluiting te dwingen. En wel omdat het voor geen meter opschiet met herstel en versterking van de Brabantse natuur.

Het stuur zelf in handen

Om als bevoegd gezag ‘zelf het stuur in handen te houden’ belooft de nieuwe coalitie een ‘eigen – onderbouwd – intrekkingsbeleid’ te zullen formuleren. Bovendien gaat het provinciebestuur ‘proefzaken’ voorleggen aan de bestuursrechter ‘om erachter te komen wat wel en niet kan bij de toepassing van juridische regels in vergunningen’.

Eveneens wordt met de gedachte gespeeld om tijdelijke vergunningen te verlenen en permanente vergunningen tijdelijk buiten werking te stellen’; ‘als sanctie, indien de situatie daarom vraagt’.

Vergunningruimte intrekken?

Serieus gekeken wordt naar het intrekken van ‘latente’ (onbenutte) ruimte in stikstof- en watervergunningen. Die rechten kunnen tot in lengte van jaren op elk moment worden gebruikt of verhandeld. Fijn voor de boer, maar een (potentiële) verslechtering voor de natuur en die wil het nieuwe provinciebestuur nu juist zien te voorkomen. Het onderzoek naar de ‘latente’ ruimte moet ‘uiterlijk in 2024’ klaar zijn. Dat schept verwachtingen.

De nieuwe bestuurder die deze interessante voorzetten juridisch moet gaan inkoppen is Saskia Boelema van D66. Zij is (onder meer) gedeputeerde van vergunningverlening, toezicht & handhaving, in bureaucratisch jargon aangeduid als VTH.

Deze tak van sport heeft de provincie evenwel uitbesteed aan drie regionale omgevingsdiensten die bestuurlijk onder Marc Oudenhoven vallen. Deze voorman van Lokaal Brabant is ook gedeputeerde van agrarische ontwikkeling. Maar het heikele stikstofdossier ligt weer in handen van de nieuwe VVD-bestuurder Wilma Dirken, die ook ruimtelijke ordening in haar pakket heeft.

Dat de VVD als grootste drager van deze coalitie de politiek heetste aardappel niet met goed fatsoen kan deponeren op het bord van Lokaal Brabant als kleinste partner, staat buiten kijf. Maar dat stikstof en agrarische ontwikkeling nu aparte onderdelen van verstandig bestuur worden, tart toch de verbeeldingskracht.

Rafelig sluitstuk

Het nieuwe provinciebestuur vormt het rafelige sluitstuk van de electorale verspintering die zich in Brabant heeft voltrokken. De bestuurlijke koek wordt verdeeld over maar liefst zeven gedeputeerden: twee voor de VVD en elk één voor de overige vijf. Dat zijn zeker twee bestuurders teveel ten opzichte van de te verrichten hoeveelheid zinvol werk. Verspilling van gemeenschapsgeld waar de SP zo vaak tegen ageerde. Maar nu even niet.

Het nieuwe college van GS wordt met zulke overbemensing vooral een praatclub. Alleen al over stikstof en natuur moeten vier gedeputeerden zaken met elkaar doen. Om dat ook ambtelijk goed te organiseren wordt een uitdaging.

De gedeputeerde die nu écht aandacht moet gaan geven aan de Brabantse natuur is Hagar Roijackers van GroenLinks. Voor alles wat (niet) groeit en bloeit was Roijackers ook al de laatste jaren verantwoordelijk, toen zij instapte nadat Forum voor Democratie zichzelf buitenspel had gezet. De bestuurlijk verse Roijackers moest het opnemen tegen twee zware CDA-gedeputeerden die zich vooral opwierpen als hoeders van het boerenbelang.

Twee weken voor de Statenverkiezingen van maart 2023 jaar kondigde de natuurgedeputeerde namens het provinciebestuur de vergunningenstop af. Eindelijk stond het natuurbelang centraal, al was dat niet uit luxe.

Dat het CDA zich juist in verkiezingstijd achter de vergunningenstop schaarde was verbazingwekkend en electoraal bepaald onverstandig. De christendemocraten legden daarmee de loper uit voor de Boer Burger Beweging.

Kans voor het grijpen

Met als eindresultaat dat beide boergezinde partijen nu aan de bestuurstafel ontbreken. Dat moet toch een opwaartse druk geven aan de kracht en overtuiging van het provinciaal natuurbeleid. Gedeputeerde Roijackers heeft hier een kans voor het grijpen, al is het gevecht voor de natuur taai en de politieke speelruimte beperkt.

De liberaal-linkse gelegenheidscoalitie stoelt slechts op een flinterdunne 28-27 meerderheid in Provinciale Staten. Zodra het erop aan komt wordt het alle hens aan dek.

Natuurvergunningenstop is te omzeilen zodat in Oijen het grote rioolwaterwerk af komt

Het baart eind juni 2023 opzien. De renovatie van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Oijen wordt door de provincie tot stilstand gedwongen.

Het waterschap Aa en Maas krijgt geen vergunning om met zijn opknapbeurt van de 50 jaar oude installatie door te kunnen. De machines die bij de werkzaamheden worden ingezet draaien op fossiele brandstoffen die stikstof uitstoten en daarmee de al in slechte staat verkerende natuur extra belasten.

Omdat de algehele vrijstelling voor projecten-in-aanleg eerder in 2023 door de Raad van State werd geblokkeerd, heeft Aa en Maas voor de renovatie een natuurvergunning nodig. En die komt er niet omdat in Brabant inmiddels een algehele vergunningenstop geldt voor elke stikstofverhogende activiteit.

Het waterschap poogt als maatschappelijke organisatie van het provinciaal moratorium te worden uitgezonderd en alsnog vergunning te krijgen, maar vangt bot bij Gedeputeerde Staten (GS).

De harde opstelling van het provinciebestuur nota bene tegen een project dat rioolwater veel schoner maakt en evident gunstig is voor milieu én natuur, contrasteert met zijn soeplesse jegens Brabantse boeren die hun veehouderij mogen blijven runnen zonder te beschikken over een natuurvergunning.

Dat blijkt recent nog uit weigeringen om handhavend op te treden tegen zogeheten piekbelasters, zoals uitvoerig beschreven in het artikel Provincie beschermt boeren én zichzelf tegen procederende natuurstrijders’ op deze site.

Maar inmiddels, nog geen twee maanden na de provinciale blokkade, gloort voor Aa en Maas perspectief om in Oijen de vergunningenstop te omzeilen.

Opzienbarende uitspraak

Leidraad hiervoor is de opzienbarende uitspraak van 10 augustus 2023 waarmee de Raad van State de weg vrijmaakt om het broeikasgas Co2 uit de olieraffinaderijen van Shell en Exxon in het Rotterdams havengebied af te vangen en vervolgens op te slaan in een leeg gasveld onder de Noordzee.

Met een staaltje juridische evenwichtskunst van formaat breekt de hoogste bestuursrechter het hardnekkige verzet van de milieuorganisatie Mobilisation of the Environment (MOB) tegen deze omstreden maatregel die essentieel is om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te halen.

MOB verliest hier in de slotronde waar zij de eerste slag tegen dit zogeheten Porthos-project nog binnenhaalde. De Raad van State oordeelt eind 2022 namelijk dat Porthos geen gebruik mag maken van een algehele vrijstelling voor projecten-in-aanleg omdat die regeling in strijd is met Europees natuurbeschermingsrecht.

Elk project dat (Europees beschermde) Natura 2000-gebieden tijdelijk met méér stikstof kan belasten, moet afzonderlijk op zijn ecologische effecten worden getoetst, bepaalt de hoogste bestuursrechter.

Geen ‘meetbare’ schade

Om Porthos van de ondergang te redden, komt het overheidsapparaat in zijn herkansing op de proppen met een ingenieus rapport van adviesgigant Arcadis. Volgens de Raad van State wordt daarin overtuigend aangetoond dat de stikstof die vrijkomt bij de aanleg van Porthos (bouw een compressorstation en ombouw van een gasproductieplatform in zee) zo ‘verwaarloosbaar klein is’ dat de stikstofgevoelige vegetatie in met name de Zuidhollandse duinen daar geen ‘meetbare’ schade van zal ondervinden. ‘Daarom kan op voorhand worden uitgesloten dat significante (veelbetekenende) gevolgen optreden voor de habitatkwalititeit.’

Uit deze conclusie volgt dat Porthos in de ogen van de hoogste bestuursrechter spoort met de Europese natuurbeschermingsregels. Dat beschermde planten en dieren in de Zuidhollandse duinen al lijden onder de overmaat aan stikstof is hierbij volgens de Raad van State niet relevant.

MOB haalt alles uit de kast om het Arcadisrapport te bestrijden, maar de gedreven milieustrijders delven in de rechtszaal uiteindelijk het onderspit tegen de deskundigen die minister Jetten (Klimaat en Energie) op de been brengt om zijn klimaatbeleid overeind te houden.

De gevolgen van de Porthos-uitspraak strekken echter verder. Ook voor andere bouwprojecten die tijdelijk stikstof uitstoten, ontstaat perspectief.

Zo heeft het waterschap Aa en Maas een goede kans om zijn rioolwaterzuiveringsproject in Oijen vlot te trekken. Vereist is een ecologische toets waaruit blijkt dat de renovatie geen significante gevolgen kán hebben, zodat hiervoor geen natuurvergunning nodig is en dus ook de provinciale vergunningenstop niet van toepassing is.

Het dichtst bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie aanwezige Natura 2000-gebied ligt in Gelderland. Dat zijn de uiterwaarden van de Waal bij Dreumel, Beneden Leeuwen en Heerewaarden, op zo’n 10 kilometer. Vochtige natuur die doorgaans minder gevoelig is voor stikstof.

Een stuk verder van Oijen liggen de dichtstbijzijnde Brabantse Natura 2000-gebieden Bossche Broek (aan de rand van Den Bosch) en Oeffeltermeent langs de Maas in het Land van Cuijk, beiden eveneens laag gelegen. Bij elkaar dus weinig beletsels.

De natuur heeft echter weinig baat bij al dat juridische gepalaver op de vierkante meter. Tijdelijke stikstofbelasting is niet de ergste economische bedreiging van waardevolle natuur. Die verkeert in slechte staat door een combinatie van permanente aantastingen: stikstof, verdroging en watervervuiling. Dit probleem speelt al decennia en daar wordt in ambtelijk en bestuurlijk Brabant al heel lang en heel veel over gepraat en ook wel het nodige aan gedaan. Maar het blijft toch overwegend een proces van pappen en nat houden.

Brabantse vergunningenstop is in ecologisch beton gegoten

Eindelijk dan lanceerde minister Christianne van der Wal-Zeggelink op maandag 12 juni 2023 de veelbesproken uitkoopregeling voor piekbelasters. Dat zijn hoofdzakelijk veehouders die met hun bedrijf de meeste stikstof over kwetsbare natuurgebieden uitstorten.

Eindelijk ook kunnen boeren nu zelf aan de weet komen of zij zich kwalificeren voor deze volgens Van der Wal ‘woest aantrekkelijke’ regeling. Door met ‘hulp van de snelstartgids in een paar eenvoudige stappen een berekening in AERIUS Check te maken’, zoals het RIVM belooft. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne is de genius achter deze verplichte rekenmachine voor elke vergunning die de natuur met stikstof zou kunnen opzadelen.

De naam geeft AERIUS de air van een compositie waar muziek in zit, maar de ritmiek is voor een normaal mens niet te volgen. Getuige ook de veehouder die op de maandag des oordeels voor een camera van de publieke omroep manmoedig achter zijn computer kruipt om even vast te stellen of hij een piekbelaster is. Na vele uren rekenarij en raadpleging van adviseurs wist hij het nóg niet. Deze boer was bepaald niet de enige. Te ingewikkeld en ondoorzichtig.

Bureaucratisch oerwoud

AERIUS is het summum van onnavolgbare overheidsregels voor natuurvergunningen waarmee de enorme veestapel in vooral Brabant en Gelderland in stand bleef. Om in dat bureaucratische oerwoud nog de weg te vinden zijn boeren afhankelijk van adviesbureaus die wortelen in de agro-industrie. Na afschaffing van het Europese melkquotum zetten deze consultants hun cliëntele aan tot schaalvergroting om de Chinese markt met Hollandse melk te gaan veroveren!

Juist de grote intensieve melkveehouderijen moeten nu met veel gemeenschapsgeld worden uitgekocht om de natuur van deze stikstoflast te bevrijden en plattelandsontwikkeling weer op gang te krijgen.

Het staat te bezien of minister Van der Wal met haar vrijwillige regeling vooral de grootste piekbelasters zal kunnen uitkopen. De toon wordt tot dusver gezet door wantrouwige boeren die hun veehouderij niet willen opgeven voor de natuur.

3000 piekbelasters

Maar liefst 3000 veehouderijen in den lande zijn door ’s rijks rekenmeesters aangemerkt als piekbelasters. Allemaal gesitueerd binnen een straal van 25 kilometer rond elk stikstofgevoelig natuurgebied dat onder Europese bescherming valt. Brabant telt 14 van deze zogeheten Natura 2000-gebieden waardoor de opkoopregeling zo’n beetje het hele territorium van deze provincie beslaat.

De vraag is hoeveel boeren woest aantrekkelijk kunnen worden uitgekocht met de bijna miljard euro aan gemeenschapsgeld die hiervoor beschikbaar is. Van der Wal hoopt op zo’n 600 stoppende piekbelasters. Dan wordt de financiële spoeling al dun.

Maar aantallen zijn minder belangrijk dan de locaties waar uitkoop het meeste effect sorteert. De hotspots in Brabant liggen rond de natuurgebieden Loonse en Drunense Duinen, Regte Heide/Riels Laag, Kempenland-West, Leenderbos/Groote Heide/De Plateaux, Ulvenhoutse Bos en de Brabantse Wal. Dit zijn de zwaarst door stikstof getroffen Natura 2000-gebieden, blijkens recente natuurdoelanalyses die werden gemaakt in opdracht van het provinciebestuur. Dat heeft op basis hiervan een vergunningenstop afgekondigd om te voorkomen dat de Brabantse natuur nóg zwaarder met stikstof wordt belast.

Om deze impasse te doorbreken moeten eerst veehouderijen worden uitgekocht die het meest schadelijk zijn voor de natuur. Maar melden deze boeren zich ook? In het Brabantse polderoverleg valt daar wellicht binnenskamers nog wat op te sturen, met hulp van belangenorganisatie ZLTO.

Te voorzien valt dat zeker ook piekbelasters op minder vitale plekken zich als stopper gaan melden: boeren die er toch al mee op willen houden en daarvoor nu de hoogste rijkssubsidie kunnen krijgen. Daar schiet de natuur weinig mee op.

Een andere vraag is of het rijksmiljard regionaal gespreid wordt ingezet (Nederland telt 162 Natura 2000-gebieden). Of wordt iedere piekbelaster die zich aanmeldt en kwalificeert uitgekocht volgens het principe wie het eerst komt het eerst maalt? Dat is allemaal niet bekend.

Met dergelijke strategische keuzes staat of valt het nut van de opkoopregeling. Hoe meer piekbelasters zich melden hoe lastiger Van der Wal het krijgt, zeker als het miljard opraakt en er boeren teleurgesteld moeten worden.

Als de opkoopregeling te weinig boeren trekt dan wel te weinig oplevert voor de natuur, heeft Van der Wal een nóg groter probleem. Dan zal de minister op de proppen moeten komen met dwangmaatregelen, waarover zij thans wijselijk zwijgt. Want de opkoopregeling start maandag 3 juli en loopt door tot en met 5 april 2024. Eerst maar eens zien hoe de hazen lopen. Ingrijpen kan altijd nog.

Zorgen voor de dag van morgen zijn er echter wel in Brabant. De Boer Burger Beweging (BBB) blies een bestuursakkoord met VVD, PvdA en GroenLinks op het allerlaatste moment af.

BBB-leider Caroline van der Plas maakt via twitter duidelijk dat haar partij ‘niet akkoord kan gaan met een maatregel die bij de rechter geen stand houdt’. Van der Plas doelt hier op de provinciale verplichting voor Brabantse boeren om stallen voor 1 juli 2024 te voorzien van nieuwe apparatuur waardoor minder stikstof en ammoniak de atmosfeer in gaan. Zulke apparatuur blijkt tot dusver niet betrouwbaar genoeg om nieuwe veevergunningen juridisch overeind te houden.

Zwaar hikt BBB ook aan tegen de vergunningenstop die het huidige provinciebestuur kort voor de statenverkiezingen van maart afkondigde. Van der Plas noemt deze maatregel in haar tweet ‘praktisch gezien ook onrealistisch en onhaalbaar, terwijl alternatieven voorhanden zijn’.

Tamelijk slechte toestand

Maar dat blijkt geenszins uit de feiten en overwegingen die ten grondslag liggen aan de vergunningenstop waartoe Brabant overigens als enige provincie besloot. Basis hiervoor zijn de rapportages over de tamelijk slechte toestand van 14 Natura 2000-gebieden en dan met name van de vele afzonderlijke soorten planten en dieren die daarbinnen volgens Europees voorschrift in stand moeten worden gehouden.

Het gaat om uitgebreide natuurdoelanalyses die onderzoekers van twee bureaus, Arcadis en Anteagroup, in opdracht van de provincie hebben gemaakt. Hun overwegende conclusies daaruit luiden dat een pas op de plaats noodzakelijk is om verdere schade te voorkomen, en de toestand te kunnen verbeteren. Dit voorzorgsbeginsel wordt in jargon aangeduid als ‘nee,tenzij’.

Deze negatieve kwalificatie is vooralsnog de nekslag voor de dubieuze handel in stikstofrechten waarmee de provincie al sinds jaar en dag activiteiten vergunt die Natura-2000-gebieden zwaarder belasten. Het gaat om rechten, gekoppeld aan oude maar nog rechtsgeldige natuurvergunningen, die gestopte veehouders voor 60 tot 70 procent mochten verkopen aan projectontwikkelaars, gemeenten en zelfs aan de provincie (die laat met deze rechten het grote bedrijventerrein Logistiek Park Moerdijk in West-Brabant aanleggen).

De resterende 30 tot 40 procent van deze rechten moesten de verkopende boeren inleveren. Dit offer werd ten provinciehuize aangemerkt als winst voor de natuur. Dat blijkt een verkeerde voorstelling van zaken.

De constructie met stikstofrechten die te boek staat als ‘externe saldering’ is slechts een verzachtende maatregel die alleen toelaatbaar is als de overbelaste Brabantse natuur eerst wordt ontlast. Dat komt naar voren in de juridische analyses die ten grondslag liggen aan de provinciale vergunningenstop.

Om projecten met stikstoftoename onder de huidige slechte omstandigheden via saldering te regelen, is in strijd met de Europese natuurbeschermingsregels. Dat volgt volgens deze analyses uit een uitspraak die de Raad van State in 2021 deed over het gebiedsproject Oostelijke Langstraat in de buurt van de Loonse en Drunense Duinen. Dat project wilde de provincie mogelijk maken met de aankoop van een melkveehouderij in de omgeving.

De vergunningenstop waartoe het provinciebestuur op 28 februari 2023 besloot, haalt in heel Brabant een streep door het salderen met stikstofrechten. De meer dan 100 vergunningen die op deze basis bij de provincie waren aangevraagd, worden niet meer verleend.

Concrete verbetering voor de Brabantse natuur is dus nodig voordat de provincie weer stikstofvergunningen kan verlenen die het gaan halen bij de Raad van State, de hoogste bestuursrechter. Maar zover is het bepaald nog niet.

Allereerst worden de rapportages over de 14 Natura 2000-gebieden op hun deugdelijkheid beproefd door de ecologische autoriteit. Minister Van der Wal riep deze club van deskundigen in 2022 in het leven om grip te krijgen op natuurherstel waar veel rijksgeld voor nodig is.

De autoriteit moet alle natuuronderzoeken in heel Nederland toetsen. Dat is veel werk. In Brabant had zij op 23 juni 2023 pas één rapportage afgewerkt: over de Oeffelter Meent, een natuurreservaat van 101 hectare aan de Maas in het Land van Cuijk.

Het moeilijke werk begint nog

Met straks alle ecologische adviezen op zak, begint het moeilijke werk. Per Natura 2000-gebied moeten onder provinciale regie maatregelen worden uitgewerkt om de natuurkwaliteit te velde op te krikken én de stikstofbelasting terug te dringen. Dan gaat het onvermijdelijk ook over de sanering van piekbelasters en dat is heikele materie. Hoe dan ook zullen er veehouderijen weg moeten.

Maar bij ontstentenis van een nieuw provinciebestuur gebeurt er helemaal niets.

Monsterverbond

Zes partijen in Provinciale Staten pogen nu een coalitie zonder de BBB te vormen. In dit bonte politieke gezelschap staan VVD, GroenLinks, PvdA, SP en D66 nog onverminderd achter de vergunningenstop. De zesde partij, Lokaal Brabant stemde laatst voor afschaffing, en is met haar twee zetels onmisbaar om dit monsterverbond aan de kleinst mogelijke Statenmeerderheid te helpen. Lokaal Brabant plaatst zich daarmee in het politieke centrum van geven en nemen.

Het stikstofdossier blijft dus een wespennest. Temeer daar de gematigde boerenorganisatie LTO, en daarmee dus ook de Brabantse ZLTO, een nationaal landbouwakkoord torpedeerde.

Het agrarisch beleid hangt meer dan ooit als los zand aan elkaar.

En de droogte schrijdt voort in polderend Brabant……….

De laatste regen dit voorjaar trof het vliegveld Eindhoven op 12 mei. Het KNMI mat daar die dag 4.2 millimeter.

Dat was het einde van een kletsnatte periode die 6 maart 2023 begon en op 10 mei piekte met 26 mm.

Bij publicatie van dit artikel is het in Brabant al vier weken kurkdroog. Veroorzaakt door stabiele hoge druk die heel Centraal Europa beslaat waarbij indringende zonneschijn de temperaturen opjaagt.

Groeizaam en recreatief weer, iedereen blij, maar deze euferie ebt doorgaans weg zodra het een maand niet heeft geregend en er ook dan nog geen zicht is op neerslag van enige betekenis. Dat stadium wordt nu dus bereikt.

Inmiddels gaan op steeds meer Brabantse akkers en tuinderijen beregeningsmachines aan en dat is geen goed voorteken met de zomer nog voor de boeg. De combinatie van zon en stevige wind uit het noorden en oosten verdampt veel nattigheid van de voorbije maanden.

Wie zijn ogen in Brabants buiten goed de kost geeft kan het effect hiervan niet ontgaan. Zandpaden worden rul en beginnen te stuiven, drassige graslanden drogen op en ondiepe heidevennen krimpen.

Leegloop in de Maas

De regengevulde Brabantse beken liepen als vanouds weer in rap tempo leeg in de Maas en sudderen thans voort zonder aanvoer uit België waar eveneens droogte heerst. De Maas jaste al dat regenwater linea recta door naar zee en kampt nu ook met dalende waterstanden.

Deze symptomen laten zich lastig vangen in overtuigende beelden. Boeren en natuurbeheerders heffen hun bekende klaagzang nog niet aan. En dus houden de journaals zich betrekkelijk koest. Want het gras is groen, de maïs piept de grond uit, de bloemen bloeien uitbundig, in de sloten staat water, dus waar hebben we het over?

Pas als de droogte zich te velde overduidelijk manifesteert komen de tongen weer los.

Te laat herinneren wij ons dan de droogte die huishield in drie achtereenvolgende zomers: de nog nimmer vertoonde klimatologische uitbarsting van 2018, 2019 en 2020. Die ene extreem droge zomer van 1976 staat nog bij slechts weinigen in het geheugen gegrift. De waarschuwing van toen beklijfde niet.

Lastige besluiten

Aan goede voornemens geen gebrek. Oorzaak en gevolg van de structurele verdroging zijn uit en te na bestudeerd en vastgelegd in talloze nota’s. Opgesteld door deskundigen die heel goed weten hoe dit probleem fundamenteel moet worden aangepakt maar de lastige besluiten die daarvoor nodig zijn niet zelf hoeven te nemen.

Hoe valt het tij te keren? Dat wordt lastig in dit politiek-bestuurlijk versplinterde land.

Dat de problemen groot zijn, staat onomstotelijk vast. Door ongelimiteerde afvoer van regenwater naar zee en overconsumptie van water is de bodem grondig aan het verdrogen. Op de Brabantse zandgronden heeft de natuur daar al decennia onder te lijden en ook de land- en tuinbouw krijgen er steeds meer last van.

Van kwaad tot erger

In tijden van forse droogte gaat dit van kwaad tot erger. Om de begroeiing toch in leven te houden en overvloedig gebruik van drinkwater te blijven faciliteren, moet er steeds meer grondwater worden opgepompt waardoor de verdroging zich verder verdiept.

Deze spiraal naar beneden is al gemeengoed in droge landen waar pluvius het structureel laat afweten. Maar in Nederland valt door het jaar heen nog voldoende neerslag om de grondwatervoorraad op peil te kunnen brengen en vervolgens ’s zomers op peil te houden.

Versnipperd beleid

De methode hiervoor is in al die rapporten en beleidsnota’s uitvoerig te lezen en verrassend simpel: meer regenwater vasthouden en minder water gebruiken. Dat is echter heel wat makkelijker opgeschreven dan uitgevoerd. Het waterbeleid in overheidsland is zeer versnipperd en mist eenduidige regie en doorzettingsmacht. In Brabant wordt al jaren gepoogd om polderend te komen tot resultaten die zoden aan de dijk zetten.

De grote droogte van 2018-2020 bracht het zogeheten Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg tot het eensluidende streven om in het voorjaar van 2027 de grondwaterspiegel, die door de jaren heen met 20 tot 50 centimeter is gedaald, met gemiddeld 10 tot 35 centimeter te hebben verhoogd. Mocht zulke verhoging echter leiden tot ‘onevenredig nadeel of onacceptabele schade voor grondgebruikers dan is nadeelcompensatie het uitgangspunt’.

Met deze toezegging aan de Brabantse boeren dekt het ‘Grondwaterconvenant 2021-2027’ het risico van wateroverlast alvast af. In samenspraak met belangenorganisatie ZLTO wordt een schaderegeling uitgewerkt. ZLTO steunt daarmee het convenant dat verder wordt gedragen door provinciebestuur, waterschappen, natuurbeheerders en drinkwaterbedrijven.

De ondertekenaars beschouwen hun overeenkomst als ‘een inspanningsverplichting die niet in rechte afdwingbaar is’.

Wordt dit grondwaterconvenant met deze disclaimer de volgende papieren tijger in polderend Brabant?

Niet als het ligt aan de Adviescommissie Droogte die door het provinciebestuur in het leven werd geroepen en in 2022 de stevige aanbeveling deed om in Brabant een onafhankelijke droogteregisseur aan te stellen. ‘Met voldoende zeggenschap en budget ‘ kan die dan gaan ‘sturen op de samenhang en uitvoering van de benodigde maatregelen’.

Of de regisseur er ook komt is onduidelijk.

Over het rapport van de Droogtecommissie heerst al acht maanden oorverdovende stilte in het provinciehuis waar het gevoel van urgentie bepaald niet domineert.

Sinds de provinciale verkiezingen van maart jongstleden, beschikken de drie Brabantse waterschappen inmiddels over nieuwe beleidsplannen waarin met geen woord over centrale regie wordt gerept. Het nieuwe provinciebestuur is nog geheel in nevelen gehuld.

Meldplicht ‘kleine’ waterputtten

Ondertussen werken waterschappen De Dommel en Brabantse Delta gebroederlijk aan een meldplicht voor zogenaamde kleine grondwaterputten die tot dusver vogelvrij tot 10.000 liter per uur ophoesten. Alleen Aa en Maas poogt via vrijwillige meldingen aan de weet te komen hoeveel water met deze installaties wordt opgepompt. Dat bespaart volgens dit waterschap menskracht die het nodig zegt te hebben voor proefnemingen met waterbesparing bij agrarische beregening. Dat betreft de grotere putten waaruit met vergunning akkers, weilanden, tuinderijen en plantages worden bevloeid.

Steeds meer beregening

Na drinkwaterwinning is beregening de grootste verbruiker van grondwater in Brabant en daarmee een serieuze bron van verdroging. Vast staat dat er steeds meer wordt beregend met al dat gratis verkrijgbare water. Onder meer door de toenemende teelt van gewassen die veel vocht vragen. De regels die aan het gebruik van waterputten worden gesteld verhinderen deze groei niet.

Alleen beregening van grasland met grondwater kan bij grote droogte soms worden verboden. Meer ingrijpende maatregelen zoals een gebruikslimiet (quotum) of een grondwaterheffing voor beregening blijven buiten beeld.

Het polderoverleg is door de jaren heen gericht op gedragsverandering bij vooral boeren om proefondervindelijk water te besparen. Niet te ontkomen valt echter aan de wetmatigheid dat hoe droger de zomer, hoe meer er gesproeid wordt. Vooral op de hoge zandgronden in Oost-Brabant herstelt het waterpeil zich daardoor niet. In dit territorium van waterschap Aa en Maas wordt aanzienlijk meer beregend dan in de rest van Brabant.

Ook ontbreekt nog altijd een doeltreffend beleid om zowel droogte als wateroverlast het hoofd te kunnen bieden. Allerlei tegengestelde belangen dienen dan met elkaar te worden verenigd.

Gorp en Roovert

Hoe lastig dat in praktijk is blijkt bijvoorbeeld uit een recente gedachtenwisseling binnen het waterschap De Dommel over de waterstanden in de Rovertse en Poppelse Leij nabij landgoed Gorp en Roovert. Aanleiding hiervoor is een klacht van eigenaar Van Puijenbroek. Terwijl binnen zijn landgoed met subsidie bijna 40 stuwtjes zijn geplaatst om het water ten gunste van de natuur vast te houden, staat één grote stuw in agrarisch gebied permanent zo laag afgesteld dat Gorp en Roovert van buitenaf weer wordt leeggezogen.

De logische vraag luidt dan ook: kan juist die stuw ’s winters niet ook omhoog?

Nee, vindt het waterschapsbestuur, want dat willen de eigenaren van aanpalende gronden niet. Dat deze boeren sinds de reeks droge zomers vrijwillig meewerken aan een (streef)peilverhoging van 20 centimeter in de Leije is volgens De Dommel al heel wat. En dan houdt het dus verder op voor de natuur.

Ook besparen op drinkwater

De strijd tegen de verdroging van Brabant richt zich ontegenzeggelijk ook op het rijkelijk gebruik van drinkwater. Jaarlijks pompt Brabant Water hiervoor zo’n 200 miljoen kubieke meter grondwater op. Dat is 70 procent van al het water dat structureel aan de bodem wordt onttrokken. Met zijn huidige vergunningen kan het overheidsbedrijf echter niet meer voldoen aan de doorgroeiende vraag naar drinkwater die het voorziet.

Omdat het oppompen van nóg meer grondwater geen optie meer is gezien de verdroging die dat veroorzaakt, zoekt Brabant Water naar andere bronnen om aan zijn leveringsplicht van drinkwater te voldoen. Gekeken wordt naar benutting van brak water, oppervlaktewater en zeewater.

Maatregelen tegen overconsumptie van drinkwater blijven uit. Wie nog steeds iedere dag onder de douche staat, met kraanwater de tuin besproeit en het zwembad vult, merkt dat nauwelijks in de portemonnee. Omdat aan grootgebruik geen prijskaartje hangt, moet Brabant Water geld blijven verdienen met de verkoop van veel goedkoop drinkwater.

Voor met name huiseigenaren ontbreekt daardoor de financiële prikkel om te investeren in opvang van regenwater dat nu nog via dakgoten in het riool verdwijnt. Met regenwater zou bijvoorbeeld het toilet kunnen worden doorgespoeld, wat 6 tot 8 liter drinkwater per keer scheelt.

Deze slag valt het beste te maken bij nieuwbouw. Door aanleg van ondergrondse reservoirs met een apart leidingenstelsel. In Vlaanderen is dat al jaren verplicht, in Nederland blijft het bij vrijwillige initiatieven.

Eindhovens project mislukt

Een voorbeeldproject van Brabant Water met zogeheten grijswater in de Eindhovense uitbreidingswijk Meerhoven mislukte 20 jaar geleden bij gebrek aan belangstelling. De investering in het al aangelegde dubbele leidingennet moest worden afgeschreven.

Brabant Water houdt het thans bij een reeks ‘slimme tips’ om te besparen op huishoudelijk waterverbruik. En dat is geen overbodige luxe. ‘Nog steeds denken veel mensen dat ze per dag 60 liter verbruiken, maar in praktijk blijkt dat vaak 120 liter per persoon te zijn.’ Bewustwording blijft dus hoognodig’, schrijft het waterbedrijf op zijn website.

Het roer moet om

Een serieuze publiekscampagne kun je dit echter niet noemen. Want waterbesparing kost omzet en tast het verdienmodel van de waterbedrijven aan. Daarom moet het roer om, vindt in ieder geval marktleider Vitens die in zeven provincies opereert en in 2022 minder water verkocht. ‘Het watersysteem loopt echt op zijn laatste benen’, betoogt directeur Jelle Hannema op platform H2O. Hij kondigt bij Vitens een forse verhoging van de variabele tarieven aan. Of grootgebruikers daarmee ook zwaarder worden belast, blijft de vraag.

Meteorologen voorspellen inmiddels dat het mooie weer wel eens tot juli zou kunnen aanhouden. Oplopende temperaturen, in Brabant tot tegen de 30 graden, jagen bovendien de verdamping op. Op de zandgronden maken steeds meer boeren aanstalten om te gaan beregenen. Dat is voor menigeen een tijdrovende klus die zij niet voor hun lol doen.

Vrijuit besproeien met grondwater

De lage waterstand in de beken zal de waterschappen rap nopen tot een sproeiverbod voor oppervlaktewater, maar voor beregening uit de bodem gaat de handrem er niet op. Het natte voorjaar bracht het grondwater in heel Brabant weer op peil (waterschapsmetingen op 140 verschillende plekken wezen dat uit) en dus is er volgens de regels sinds 1 april sprake van een normale situatie.

Akkerbouwers kunnen daarom met hun vergunning vrijuit aftappen en grasland mag in juni en juli dagelijks binnen een tijdsbestek van 18 uur beregend worden.

Maar wat gebeurt er als het nóg langer kurkdroog blijft?

De waterschappen zijn bevoegd om in geval van nood elke vorm van agrarische beregening uit grondwater te verbieden, maar deden dat nog nooit.

Het is de vraag of bestuurders zo’n paardenmiddel wel durven in te zetten, zo dit politiek al haalbaar zou zijn. Dat wordt hoe dan ook de zwaarste beproeving van het Brabantse poldermodel waar ‘geven en nemen’ en ‘voor wat hoort wat’ de maat der dingen is.

Steeds manifester is echter dat zonder (enige) overheidsdrang en dwang geen omslag valt te bereiken in het taaie gevecht tegen opwarming van de aarde.

Pagina 1 van 2

Website gemaakt door Timmermans Media